Oversteek Spanje

Woensdag 20 juli 2016. Eindelijk een weergaatje zonder wind uit het zuiden (tegen dus). De voorspelling geeft de eerste 20 uur NW 15 knopen, dus met ongeveer halve wind moeten we een heel eind op kunnen schieten richting Spanje. Na die 20 uur geeft de voorspelling een Noordenwind van zo’n 12 knopen, lekker achterin, dus wat let ons. Om 06.00 maken we los in een nog donker La Rochelle. De ondiepe geul geeft wat hobbels met de wind pal op kop. Ondanks dat we met hoogwater vertrekken staat er in de aanloop naar La Rochelle slechts zo’n 4 meter water, een goede twee meter dus onder onze kiel. Met de wind op kop erbij toch weer goed voor fikse rollers. Marleen en Wiedse maken de boot nog mee zee-klaar en gaan dan weer een paar uurtjes terug naar kooi. Martje en Frans hebben de eerste drie uur wacht en dat worden weer ouderwets zoute uurtjes.

Op deze langere tocht lopen we wachten van drie uur op en drie uur af, prima te doen en ook lekker tijd voor een tukkie als je geen wacht hebt. De eerste uren moeten we tussen de eilanden Ile de Ré en Ile d’Olonne over de ondieptes tegen de wind in, zout water stuift over de boot met 18-20 knopen wind op de kop. Niet erg comfortabel, maar om over de ondieptes tussen de eilanden uit te komen eigenlijk onvermijdelijk. Na Ile d’Olonne kunnen we afvallen (van de wind weg draaien) maar op het moment dat dat mogelijk is draait de wind met de boot keurig mee. Hoog aan de wind met alleen de High Aspect (kleiner voorzeil) op kunnen we wat voortgang maken, de motor draait rustig wat toeren bij zodat de snelheid aan de wind toch acceptabel blijft (ongeveer gemiddeld 6 knopen). Af en toe komen we wat dolfijnen tegen die nieuwsgierig die Hollanders komen besnuffelen, maar verder is het eentonig aan boord.

We blijven water over nemen en de wind wil maar niet volgens verwachting naar noord draaien. De houle mag er ook zijn; die zorgt ervoor dat zowel Frans als Marleen niet helemaal “kip” zijn. Als Frans na zijn eerste wacht een paar uurtjes gaat slapen benedendeks en vervolgens weer aan dek komt moet het ontbijt alsnog even over de muur. Daarna heeft Frans geen enkele last meer gehad, we wijten het aan het tegen beter weten in toch drinken van een paar koppen koffie die ochtend in combinatie met de wel heel vervelende houle (deining) van enkele meters hoog maar met slechts korte “tussenafstanden”, niet echt comfortabel. Continue jezelf vasthouden, schrap zetten, en binnen eigenlijk niet fatsoenlijk kunnen verplaatsen, daar word je dood- en doodmoe van (en ook nog eens kotsmisselijk voor sommige bemanningsleden). Uur na uur en mijl na mijl strepen we af van de in totaal 199 mijl die we varen. Martje maakt tegen de avond een lekker bordje nasi klaar en na de blauwe hap maken we ons op voor de nacht. Om ’s-avonds ongeveer 23.00 uur wordt het echt donker. Het is bewolkt dus van de volle maan zien we helemaal niets. Saai uitzicht zo, alles donkergrijs. Ook is een trui en lange broek die nacht zeker geen luxe. Binnen hebben we de zeekooien in de hoofdkajuit gereed gemaakt en daar is het –dicht bij het kantelpunt van de boot- eigenlijk nog prima te hebben. Je wordt er het minst door elkaar geschud zodat je ook nog wat kan slapen. We hobbelen zo keurig de nacht door tot het zo na zessen weer wat licht wordt. Om 06.00 uur die ochtend klokken we ons eerste etmaal-totaal: 161 zeemijl in 24 uur.

Filmpje Dwergvinvis:

Donderdagochtend zitten we in de kuip en wordt er ineens bedenkelijk naar Wiedse gekeken: heeft die opstapper nu echt onder de buiskap een scheetje gelaten? Zich van geen kwaad bewust kijkt hij om zich heen en dan is de sensatie van deze tocht daar: een heuse walvis blijkt zo’n twee meter naast de boot te zwemmen en blies juist na een diepe duik zijn verschrikkelijk rotte adem uit, in onze kuip dus. Geweldig, sensatie, een heuse walvis. Achteraf opgezocht welke soort het is: het blijkt een Mink-whale (dwergvinvis) te zijn, een soort die een meter of 8-9 wordt en die hier in de Golf van Biskaje ook vaker gesignaleerd wordt. Martje vindt het maar eng zo’n paar ton levertraan juist naast de boot. Wel hebben we tijd om het dier op een filmpje vast te leggen, voor het nageslacht natuurlijk en ter onderstreping van de sterke verhalen. Tegen 10 uur donderdagochtend zien we de Spaanse kust in beeld komen: fikse bergen, groen begroeid, wel alles in een nevelige sfeer. Bij de haveningang van Bilbao moeten we nog even wachten voor een grote olietanker die naar buiten komt met sleepboothulp, maar dan zijn we toch ook echt in Spanje! De Franse gastenvlag is inmiddels verwisseld voor de Spaanse, dus we kunnen naar binnen.

Afgemeerd om 12.20 uur, 30 uur en 20 minuten en 199 zeemijlen na vertrek uit La Rochelle, bij de Marina van Getxo, juist bij de monding van de rivier Nervión en net voor de beroemde zweefbrug van Albert Pallacio, een van Gustav Eiffels leerlingen, de Vizcayabrug, ’s-werelds oudste zweefbrug, gebouwd in 1893 (en nog steeds in gebruik).

Die middag na een lekkere douche en een hapje eten eerst naar de dentista (tandarts) want Frans heeft op een kauwgum die nacht een kroon uitgebeten (keurige piraten-look) en is via de havenmeester bij de lokale dentista beland. Zeer welwillig wordt Frans in ongeveer 10 minuten weer van zijn kroon voorzien (beetje Sika waarschijnlijk) alsook van het luttele bedrag van € 210,00 afgeholpen. Maar ja, het ziet er weer netjes uit. Vrijdag zijn we met de metro naar Bilbao gegaan. Uitgestapt bij het Guggenheim museum en compleet overdonderd geraakt door deze prachtige hoek van Bilbao. Je weet eigenlijk niet wat het mooiste is: het museumgebouw zelf of de tentoonstelling van Andy Warhol (we houden het voorlopig maar op het gebouw).

Ook in de oude binnenstad van Bilbao kijken we onze ogen uit, het ene na het andere monument doemt voor ons op, we kunnen het nauwelijks bevatten.

Zaterdag hebben we voor drie dagen een auto gehuurd. Marleen en Wiedse hebben hun auto in La Rochelle laten staan en met de huurauto zullen we ze weer keurig netjes terug brengen naar Frankrijk. Zaterdag hebben we nog de tijd om met ons viertjes en de huurauto naar Gaztelugatxe te rijden, een plaats aan de kust ongeveer 35 km van Bilbao. Daar staat het beroemde voormalige klooster van San Juan op een rotsig schiereiland gebouwd, 50 meter boven zeeniveau, alleen bereikbaar langs een voetpad met een trapopgang van 241 treden. Was ook weer leuk met een graadje of 28 en een zonnetje erbij. Drijfnat van het zweet komen we boven.

Bij het kerkje van het klooster natuurlijk wel driemaal de klok geluid (blijf je gevrijwaard van de boze geesten). Het uitzicht is fenomenaal: ongelooflijk ook hoe in het jaar 1053 (oorspronkelijk) monniken dit klooster daar op die plek voor elkaar hebben gekregen. Nu is het een ware toeristische attractie met heel veel bezoekers per jaar die de “bedevaart” omhoog maken en daar de klok gaan luiden.

Dood- en doodmoe van deze klimtocht rijden we weer over de prachtige groene kustweg naar Getxo. Daar weer lekker aan de vis (volgens deze lokalen ook weer het beste visrestaurant van het westelijk halfrond) en een vino blanco. Zondag op tijd overeind, de hotelkamer (voorpunt) van Wiedse en Marleen ontruimd en met de auto 534 km richting La Rochelle. Het is druk op de (tol-)weg en we zijn pas om 15.30 uur in La Rochelle. We pikken de auto van Wiedse en Marleen op bij de haven en gaan naar het hotelletje dat we gereserveerd hebben. Eerst nog even lekker eten in La Rochelle natuurlijk (oestertjes, vis en mosselen). Morgen, maandag rijden Frans en Martje weer terug naar Bilbao en gaan Marleen en Wiedse nog met het tentje vakantie vieren in de bergen. Weer afscheid nemen, verdikke!