Donderdag 17 november 2016. Er komt bezoek….dus….boot schoonmaken, voorpunt inrichten voor de logees, auto regelen (Ford Fiesta besteld, komen ze met een dikke BMW aanzetten, nou ja, als het dan toch moet….), boodschappen doen (met de auto ipv op de fiets), druk druk druk, maar ja, Marleen wordt maar een keer in haar leven 30 jaar en dat viert ze hier bij ons, geweldig toch! Vrijdag al heel vroeg uit de veren (niet echt onze gewoonte hier) want Marleen en Wiedse landen vanuit Amsterdam om 08.30 uur in Faro en natuurlijk zijn wij dan al daar. Met slechts 10 minuten vertraging landen ze en heerlijk, heerlijk , heerlijk, daar zijn ze weer, onze blommen!!!! Jarige Jet heeft zelfs geen last (meer) van ochtendhumeur, gezellig.
We rijden in een uurtje naar Portimão, de temperatuur schreeuwt al snel om een korte broek en een T-shirt. Strak blauwe lucht, heerlijke zon….tja, dat hadden ze in NL niet helemaal zo! Natuurlijk geen verjaardag zonder slingers, taart en … een cadeautje. Helemaal jarig is onze jongste dus vandaag, 30 nog wel! Ook een cadeautje uit Nederland voor de Aveline ontbreekt niet: een nieuwe toiletpomp, hier in Portugal niet te betalen, dus met de luchtvracht maar uit NL laten komen; kunnen we eindelijk de zaak goed fixen! Ook Marleen en Wiedse genieten van de zon en de warmte hier, in tegenstelling tot het kille en natte weer in NL dat ze een paar uurtjes geleden achter zich lieten.
Na de taart met de auto naar Silves gereden. Silves is een oude vestingstad; de vesting torent hoog boven de stad uit. De stad kwam tot bloei onder de Moorse heerschappij en heette vanaf de 8ste eeuw Xelb of Shilb. In de 11de en 12de eeuw was de stad de onafhankelijke taifa Silves. In 1242 werd de stad door Paio Peres Correira, grootmeester van de Orde van Santiago veroverd op de laatste heerser, Ibn Afan. De grote moskee veranderde in een kathedraal (Sé Catedral). Lekker rondgekeken in de vesting die erg mooi gerestaureerd is.
Ook de kathedraal ( de oude moskee dus) was de moeite waard.
Van Silves doorgereden via Monchique naar Fóia, het hoogste punt (902 meter) in de Algarve. Hier waren we twee weken geleden, en ook nu was het frisjes boven, met weinig zicht. De korte broek toonde zelfs ongepast, immers de temperatuur bleef onder de 10 graden daarboven.
Zaterdag 19 november op tijd richting West gereden vanuit Portimão, via Sagres naar Cabo de Sao Vicente. Dit maakt wel weer indruk, de laatste keer dat we de kaap zagen was vanaf zee op weg naar Lagos met de Aveline. Nu, hier, van bovenaf, lijkt de Cabo nog imposanter dan vanaf het water: golven beuken –zelfs bij weinig wind- tegen de rotsen en dat verveelt ons nooit. We kijken onze ogen uit naar de heldhaftige vissers die –enkel met een klein lijntje om het middel- tegen de rotsen geplakt staan op grote hoogte om een visje te verschalken.
Via Sagres (fort bezocht op kaap Ponte de Sagres) doorgereden naar Lagos voor een bezoek aan de prachtige rotsen bij Ponte da Piedade en vervolgens het strandje bij Alvor (Praia de Vau).
Zondag 20 november maken we na het ontbijt een fraaie strandwandeling bij Portimão. Het is bewolkt en halfweg worden we genoodzaakt een schuilplek te zoeken voor een immense regenbui. Dat dan weer wel hier in de prachtige Algarve. Maar ja, we zullen maar aannemen dat de bomen en planten hier ook af en toe wat water nodig hebben nietwaar? In de namiddag naar Ferragudo gereden voor een uitstekende lunch en van daaruit naar Faro, de koek is op, de lol voorbij, onze blommen moeten weer naar huis, aan het werk morgen en de vlucht vertrekt om 21.40 uur naar Amsterdam. Was super om ze even bij ons te hebben. Als we weer naar “huis” in Portimão rijden zijn we er weer stil van….hier wennen we nog steeds niet aan… afscheid nemen.
Maandag 21 november al op tijd op voor de rit met Jan en Jose van de Jonas naar Sevilla. We hebben voor twee nachten een hotel geboekt om drie dagen in Sevilla te kunnen zijn. Ondanks dat het maandagochtend is komen we op de autoweg geen kip tegen… wat een rust hier op weg. Voor een koffiestop doen we Tavira aan, ongeveer het laatste plaatsje in Portugal voor de Spaanse grens. Ook de moeite waard. Vanuit Tavira zijn we met een goed uur in Sevilla, waar we met de TomTom zowat voor de deur van het hotel uitkomen. Na het inchecken meteen na de middag al Sevilla in, meteen ook onder de indruk, wat een oudheden, wat een oude rijkdom, een geweldige stad! Natuurlijk een biertje en een wijntje met tapas in de buurt van de arena (stierenvechterspaleis) waar de stierenkoppen boven je aan de muur hangen.
Dinsdag op tijd op en na een decadent ontbijt op weg naar de kathedraal. In deze tijd van het jaar is het niet overdruk, dus de wachttijd om binnen te kunnen is beperkt. Binnen kijken we onze ogen weer uit… wat een rijkdom, waarbij het vergulde altaar toch ook weer vraagtekens zet rond het vergaren van al deze schatten door de RK-kerk. NB ook hier de oude overheersing door de Moren, immers de kathedraal was oorspronkelijk –in de twaalfde eeuw- een Moorse “hoofdmoskee”, gebouwd door de Moren en na Christelijke verovering “omgetoverd” tot kathedraal. De wisseling “Moors/ Christelijk” zie je hier in Sevilla bijna in alle oude gebouwen. De Christenen lieten het grove werk dus doen door de Moren en pasten dat later allemaal aan op Christelijke leest. In de kathedraal staat ook de graftombe van Christobal Columbus, de grote ontdekkingsreiziger.
Na een paar uur kathedraal verplaatsen we ons enkele honderden meters verder naar het paleis van Alcazar. Dit is het Koninklijk Paleis van Sevilla. Alcázar is een Spaans woord voor (versterkt) kasteel, afgeleid van het Arabische al-qasr, dat “vesting”, “slot” of “paleis” betekent. Het paleiscomplex is waarschijnlijk het oudste koninklijk paleis van Europa dat nog steeds als zodanig in gebruik is. Het is één van de beste voorbeelden van Mudéjar-architectuur, een bouwstijl in het door de christenen veroverde Spanje die sterk beïnvloed was door de voorgaande Moorse cultuur. Dat Moorse zien we in alles terug: tegeltableaus, bogen, tuininrichting, pilaren en ga zo maar door. Hier is het –met prachtig weer- genieten en cultuur-snuiven pur sang.
Doodmoe ’s-avonds (na het badje in het hotel) genoten van de Spaanse dis bij “Lola Cazerola” en na een wijntje of wat in de lokale bodega terug naar het hotel “gekropen”. Na het uitchecken op woensdagochtend doorgereden met de auto naar het Plaza de España. Het halvemaanvormige Plaza de España is een van de bekendste pleinen van Sevilla. Ter ere van de Ibero-Amerikaanse tentoonstelling van 1929 werden er diverse gebouwen opgetrokken in het Maria-Luisa Park, waaronder dit ontwerp van Anibal Gonzalez. Het plein heeft de vorm van een enorme halve cirkel die volledig wordt omringd door gebouwen. Het merendeel van deze gebouwen wordt vandaag de dag gebruikt door de overheid. Geheel onderaan deze gebouwen bevinden zich 52 tegelmozaïeken, fresco’s waarop alle Spaanse provincies zijn afgebeeld in azulejo’s (typische Andalusische tegeltjes). Midden op het plein staat een fontein en het middenplein wordt door talloze bruggetjes verbonden met de zijkant.
Van hieruit rijden we na de middag terug –weer over een zeer rustige autoweg- naar Portimão en leveren de auto weer in. De dagen na Sevilla hebben we toch ook wel weer gebruikt om te genieten van het “niets doen” in en rond de boot. Het is hier nog steeds mooi weer, wel raar dat de kerstspullen hier overal uitgestald zijn, de kerstliedjes klinken en wij rondhuppelen in de korte broek.