Donderdag 27 juli 2017. Voor vandaag geeft de weerkaart een “windgat” tussen de zware winden door en dat willen we maar al te graag gebruiken. Voor de afstand van bijna 100 mijl hebben we natuurlijk wel wat vaartijd nodig, dus de wekker gaat al om 01.30 uur! Onmenselijk bijna! De kroegen op de havenkade zijn niet eens gesloten, de muziek draait nog en wij staan al op om te vertrekken. Er is totaal geen maan en in het pikkedonker “sluipen” we stilletjes de haven van Calvi uit. Volledig op de apparatuur vinden we onze weg, om ons heen is het pikkedonker. In de baai is het nog ongeveer windstil, maar zodra we de zee op steken neemt de wind fors toe –op kop natuurlijk- maar vervelender vinden we dat er nog steeds een mega-swell staat. Na een half uur kan de fok bijgezet, de Aveline legt zich op een kant en ze loopt lekker haar mijlen. Comfortabel is het niet: het zeewater vliegt over dek, alles –ook in de kuip- is nat en zout en ook wij zelf vliegen van links naar rechts op de boot. Ontspannen zitten gaat bijna niet, dus zetten we ons schrap en houden we ons continue vast. Daar word je dood- en doodmoe van! Zelfs Martje (nog nooit last van zeeziekte gehad) is nu katterig en voelt zich zeker binnen niet prettig. Rond 6 uur ’s-ochtends wordt het licht en dat voelt al een stuk prettiger. We zien ook overal de korsten zeezout die zich in de nacht op de boot hebben opgebouwd. Alles plakt van het zout. Na ongeveer 50 mijl (halfweg) neemt de wind af en gelukkig wordt ook de swell veel minder.

Om beurten kunnen we nu een paar uurtjes slapen; knappen we van op. De Aveline houdt zich prima in dit weer en geeft geen krimp. Een geweldig schip vinden we allebei, een schip dat we onder zulke omstandigheden steeds meer gaan waarderen. De aanloop van de haven van Anges (nabij Nice) is wel heel gemakkelijk: drie torenhoge piramidevormige flats aan de haven zijn duidelijk te zien op ongeveer 20 mijl. We hebben vanaf Corsica gereserveerd in deze haven en -na diesel bunkeren- meren we 15 uur na ons vertrek uit Calvi in een keurige box af. Eerst de boot opruimen en schoonspoelen, vervolgens een paar koude biertjes en dan vallen de luifeltjes snel dicht. We zijn weer op het vasteland! Vrijdag helemaal fris bijgeslapen de trein genomen vanaf Anges naar Nice, een korte rit. Het is bloedheet als we uit het station komen, dus eerst maar koffie en een biertje op een terras. We wandelen tussen de prachtige grote gebouwen, rijk versierd, kijken onze ogen uit, maar moeten ook weer even “wennen” aan de drukte van verkeer en mensenmassa’s in deze grote stad. Alles rijdt hier door elkaar, geen enkele automobilist stopt voor een zebrapad, en de trams komen uit onverwachte hoeken op je af.

We lopen over de boulevard naar de lift die ons naar het hoog boven de stad gelegen kasteel brengt. Een prachtig uitzicht hebben we hier over de boulevard, de stad en de haven.

We bezoeken de Cathedrale St. Répate en ook een (kleine) kopie van de Parijse Notre Dame.

Mossels in look

 

Natuurlijk doen we ons tegoed aan de mosselen in look, overgoten met een goed en groot glas bier. Prachtige stad Nice! Doodmoe nemen we de trein terug en ook deze avond wordt het niet laat in Anges.

 

Zaterdagochtend nemen we de trein de andere kant op, richting Cannes. Buiten het station valt op dat Cannes niet de grandeur heeft van een stad als Nice. Het is er mooi, maar kleinschaliger, buiten dan de jachthaven, die is echt megagroot met een hele reeks dito-jachten.

Cannes

 

We brengen geruime tijd door met ons vergapen aan de jachten. Met name de oude, houten, antieke zeiljachten vervelen nooit en zeker als het dan allemaal ook nog eens in nieuwstaat is, ondanks een bouwjaar begin 20e eeuw.

Ook hier brengen we onze tijd prima zoet, eten wat lekkers met een groot glas bier op een terras en nemen de trein weer richting Anges. Zondag op tijd losgemaakt en net buiten de haven van Anges de zeilen gehesen. We zeilen langs de kust naar het westen en het eerste uur gaat dat nog redelijk (5 knopen), maar het tweede uur neemt de snelheid af tot onder de 3 knopen en moet de motor bij. Er staat helemaal geen swell, dat kan dus ook! Maar we lachen te vroeg, want rond 12.00 uur komt een hele colonne van 40m+ motorschepen ons voorbij, alles vol gas, zware golven trekkend, om toch zeker binnen het uur 30 mijl verder te zijn. Ongelooflijk wat een vermogen de motoren produceren om zo’n groot schip in plané te brengen. Stuk voor stuk veroorzaken ze een hekgolf van drie tot vier meter, die ons dan weer lekker aan het hobbelen brengt. Ze lijken het ook leuk te vinden om met zo’n scheurijzer tot op 20 meter van je boot voorbij te varen: dan heb je tenminste goed kunnen zien hoe hard ze kunnen (en slaan de golven over jouw dek)!

In de Golf van Fréjus neemt dit geweld af en kunnen we rustig onze zeilen opbergen. We hebben een gereserveerde box in de marina St. Lucia in St. Raphael. Prachtige en rustige plek. ’s-Avonds nog gewandeld naar de oude stad (15 minuten) en daar zit het bom- en bomvol met toeristen. Wij nemen genoegen met een ijsje en wandelen terug naar de rust van de marina. Maandagochtend wandelen we naar het station van St. Raphael en nemen de trein naar het centrum van Fréjus. De oude stad is fraai, veel oude panden, smalle straten en kleurige huizen. Het oude deel van de stad huisvest veel kunstenaars en dat zie je aan alles: versierde lantaarnpalen, parkeerpaaltjes, geveltekeningen etc. etc. Ook hier op een fraai plein de tijd voor een hapje en een koud biertje.

Vanuit de oude stad wandelen we in ongeveer een half uur naar de jachthaven van Fréjus: groot, luxe en modern van opzet, waarbij we een vergelijk met de haven van het Engelse Eastbourne voor ogen krijgen.

Omdat het een half uur terug lopen naar het station is, gaan we via de strandroute te voet terug naar St. Raphael, ongeveer drie kwartier lopen. In de zon, maar daarom smaakt het biertje aan boord van de Aveline des te beter! We krijgen nu bij het vaste land wel steeds meer een “vakantiegevoel” in plaats van het “reisgevoel” dat we eerder hadden.

Beetje veel paars misschien? (Fréjus)

Afscheid Jonas

We liggen al meer dan een week in Castelsardo en na het vertrek van Marleen en Wiedse hebben we eigenlijk niet veel meer ondernomen. We doen de boodschappen, wandelen een klein stukje, regelen de was en gaan allebei naar de kapper. We hikken een beetje tegen het vertrek van Sardinië aan, immers hier nemen we afscheid van de Jonas. Met Jan en Jose zijn we nu bijna een jaar lang opgetrokken van haven naar haven, vanaf de Spaanse Noordkust. Ook brachten we samen de winter door in Portimão, bezochten we vele plaatsen in Portugal en Spanje, kortom beste maatjes!!! Het afscheidsmoment komt toch; de Jonas gaat verder naar het zuiden (Sicilië) en wij naar het noorden (Z-Frankrijk). Dinsdag 18 juli is het dan toch zover: op tijd in de ochtend nemen we afscheid van Jan en Jose en maken we los. Zwaaien naar onze vrienden tot we ze niet meer kunnen zien! Dan de zee op, richting Straat van Bonifacio. Er staat nauwelijks wind. Al na enkele mijlen zien we Corsica liggen, toch nog zo’n 30 mijl verwijderd. We naderen de indrukwekkende rotskust van Bonifacio en kijken onze ogen uit. De haven ligt achter een heel hoge rotswand, je gaat als het ware “het hoekje om” de haven in.

Hier is het een drukte van belang: van alle kanten vliegen rondvaartboten, megajachten, zeilboten, speedboten en de dinghy’s van de havenhulpen je voorbij. Het is een grote ongeorganiseerde drukte. Het duurt even voordat we een plek hebben, ondanks dat we gereserveerd hebben. Er is niets bekend bij het havenkantoor over onze reservering, ondanks dat we op de I-Pad laten zien dat ze die bevestigd hebben. Het is een grote chaos daar rond de boekingen en reserveringen. Onze bedoeling is hier een paar nachten te blijven, rondkijken en weer verder.

Als een langer verblijf dan één nacht alweer op verzet binnen het havenkantoor leidt (ondanks onze reservering voor 3 dagen) zijn we het zat. We blijven hier geen moment langer dan nodig. Maar goed ook trouwens, want om 22.00 uur start op 20 meter van onze boot de “openlucht-disco” en die dreunt met plenty decibellen door tot 04.00 in de ochtend.

Sarah & Thijs

Wel hebben we ’s-avonds nog gezellig geborreld met Sarah en Thijs (met hun Halcyon Days -een Varn-27- binnendoor gevaren vanuit Nederland) die op weg zijn naar Griekenland. We doen die nacht nauwelijks een oog dicht en zijn blij dat we maar één nacht hebben betaald: weg hier, de schitterende stad en de omgeving ten spijt. Al vroeg zijn we dan ook weer onderweg richting Propriano, een kleine 35 mijl verder. In de haven van Bonifacio hijsen we het zeil en vlot zijn we de haven uit.

We varen tot Punta Murtolli tegen de wind in op de motor, maar dan gaat het verder op zeil. Als we de golf van Valinco binnen komen valt de wind weg en gaan we het laatste stuk weer op de motor. In de haven van Propriano eerst diesel gebunkerd en afgemeerd op een prominente plaats aan de baaikant van de haven.

Heerlijk hier die rust na de kermis in Bonifacio! Vanuit de haven ziet het plaatsje er mooi uit, maar als we door de straten lopen valt het allemaal wat tegen: een vrij jonge stad, waar met name door de jachthaven en de ferry-haven wel leven is. We blijven twee nachten. Vrijdag 21 juli rustig losgemaakt en varen we de baai van Valinco weer uit. De wind trekt aan als we de Golf van Ajaccio oversteken en vervolgens vanaf Kaap Feno de grote baai van Sagone. Nabij Sagone neemt de wind af en vinden we een mooie ankerplek in een azuurblauwe zee nabij een parelwit strand.

Baai van Sagone

Lekker gezwommen, even zonnen, een drankje en dan naar bed. Tenminste dat denken we: de wind is inmiddels gedraaid en er staat een fikse swell de ankerbaai in. We doen nauwelijks een oog dicht en moeten moeite doen om niet uit bed te vallen, zo sterk rolt de Aveline. Zaterdag op tijd op en meteen anker op. Er wordt sterke wind verwacht vanaf zondag en we willen dan ook graag in een haven liggen. Er staat geen spat wind en het is erg heet.

 

We varen hier langs een rode rotskust met heel veel prachtige ruwe baaien, genoeg te zien dus.

Nieuwe Daltonvlag

 

Onderweg ook nog onze Dalton-vlag vervangen, de laatste die we hebben. De oude was weer tot op de draad versleten.

In Calvi liggen we tussen de motorjachten in de oude haven. We liggen er zowat op het terras (enkele meters achter de boot) en het is een drukte van belang met eters, drinkers en bootjeskijkers.

Calvi (Corsica)

 

We hebben veel bekijks en regelmatig vraagt een kijker waar “Herkingen” (staat achter op de boot) toch in hemelsnaam ergens in Nederland ligt! Calvi is een prachtige plaats, met een “bovenstad” en een “benedenstad”.

Beneden is alles geconcentreerd rond de haven met de enorme superjachten en rondvaartboten. Boven staat de oude citadel, een zwaar ommuurd gedeelte met de kathedraal en hier stond het geboortehuis van Columbus. Een prachtig uitzicht is inclusief als je de wandeling naar boven hebt gemaakt. Rond de haven veel restaurants, mode-winkels, delicatessenzaken en vers-winkels. Kortom de eigen keuken wordt weer weinig gebruikt. We wachten hier op een weer-gat voor de oversteek naar Z-Frankrijk.

Calvi

 

Cala Reale

Drie dagen lagen we in Alghero, bij een prachtige temperatuur op een mooie plek. Op dinsdag 4 juli maken we los en gaan eerst langs het bunkerstation; we vullen maar liefst 143 liter diesel bij! Buiten staat geen spat wind en de zeilen blijven opgedoekt. We willen naar de oostkant van het eiland Asinara, noordwest-Sardinië. Het is bloedheet op zee en elke vierkante centimeter schaduw in de kuip zoeken we op.

We varen om de noordpunt van het eiland Asinari heen en komen aan de oostkant uit bij de prachtige baai Cale Reale, vlak bij de nederzetting Lazaretto. Daar pikken we een mooring op (voor de lieve som van € 39,00 per nacht) want ankeren is in het hele natuurgebied daar strikt verboden om schade aan de zeebodem te voorkomen. Ook zijn er amfora-vindplaatsen, keurig met boeien aangegeven, waar natuurlijk het anker niet tussen de eeuwenoude amfora’s gemikt mag worden. We liggen er prachtig, in een azuurblauwe baai, met groene heuvels rondom ons. Een plaatje uit een reisgids!

Het eiland en het zeegebied eromheen vormt sinds 1997 het Nationaal Park Asinara. Op Asinara komen zeldzame dieren voor, zoals een populatie wilde albino-ezels (Italiaans: asini), die het eiland zijn naam hebben gegeven. Dankzij het verleden, en met name dankzij de gevangenis die er vrijwel de gehele 20e eeuw was, is het eiland (toeristische) ontwikkeling bespaard gebleven en is het nu het grootste eiland in de Middellandse Zee dat nog in ongerepte staat is. In 1885 werd Asinara omgevormd tot een strafkolonie en een quarantainegebied. Het eiland werd toen verboden gebied. De keizerlijke familie en edelen van Ethiopië werden er gevangen gehouden gedurende de Italiaanse bezetting van Ethiopië tussen 1936 en 1941. In de jaren zestig werd er een extreem beveiligde gevangenis gevestigd waar beruchte criminelen uit de maffia gevangen werden gehouden. Halverwege de jaren 80 verbleven er ook rechters van de maffia-processen om veiligheidsredenen, in een gebouw dat speciaal voor hen was gebouwd. Asinara is sinds 1997 weer open voor het publiek. Na een rustige nacht gaan we met de Zodiac naar de wal om samen met de GeluXvogel en de Jonas het eiland te verkennen. Meteen vallen de ezels op die hier in het wild leven. Vooral de albino-ezels stelen de show, naast natuurlijk de schattige “baby-ezels”. Op het eiland moet je wel zigzaggend lopen om alle ezelstront te ontwijken.

We zien wat oude gebouwen en bezoeken een zee-schildpadden-crèche. Hier worden, veelal door vissers uit de buurt, zeeschildpadden met ziektes naar toe gebracht om te herstellen.

Veel van het schildpadden-leed wordt veroorzaakt doordat ze het vele plastic vreten dat in zee drijft. Als de beesten weer gezond zijn worden ze vervolgens vrijgelaten op de plaats waar men ze gevonden heeft.

Donderdag 6 juli steken we de Golfo del Asinara over naar Castelsardo, ook weer snikheet. De havenplaats Castelsardo is een plaats met een middeleeuws centrum en een kasteel 114 meter boven de zeespiegel dat we al van verre zien liggen.

Aanloop Castelsardo

We meren af in de prachtige haven, waar naast de vissers ook jachten liggen. De supermarkt ligt direct voor de steiger en ook wat eenvoudige terrassen, een kapper, de wasserette en een bushalte. We maken de boot in orde voor onze logees: Marleen en Wiedse komen morgen aan op het vliegveld van Alghero en daar zien we erg naar uit. Dus: boot gepoetst van binnen en buiten, voorpunt leeg, fietsen aan dek en een “logeerkamer” ingericht in de voorpunt van de Aveline. Vrijdag 7 juli wachten we ze op en rond 13.00 uur arriveren ze -in hun huurauto- op de jachthaven. Super om ze weer te zien, was ook al zo lang geleden (februari) heerlijk en meteen ook weer vertrouwd. De eerste dag verdoen we dan ook met kletsen, kletsen en nog eens kletsen, afgewisseld door een knuffeltje natuurlijk. Op tijd naar bed, want onze logees waren al vanochtend om 03.30 uur onderweg en hadden weinig geslapen. Zaterdagochtend zwaaien we eerst de GeluXvogel uit die een week op Corisica gaat doorbrengen. Daarna nemen we samen met de Jonas de bus (stopt ook weer pal voor onze steiger) naar het kasteel in Castelsardo. Dit kasteel biedt prachtig uitzicht op de omgeving, waarbij we zelfs Corsica kunnen zien liggen.

Van de oude stad zijn diverse wachttorens overgebleven en deze zijn kenmerkend voor Castelsardo. De vestingmuur is mooi bewaard gebleven. Het oude centrum bestaat verder uit smalle, kronkelende en veelal hellende straatjes, waar het leuk slenteren is. Ook vinden we een terras voor koffie en een glas met een schitterend uitzicht.

Terug naar de haven lopen we door de stad, maar voor we de stad uit zijn “leggen we nog even aan” met zessen voor een overheerlijke pizza als lunch.

Zondag 9 juli rijden we op tijd met de huurauto naar de noordoostkant van Sardinië. Is toch nog twee uur rijden! Onderweg passeren we nog de Rocco Elefante, een stuk rots precies aan de rand van de weg in de vorm van een olifant.

Dan zetten we koers naar Costa Smeralda. Costa Smeralda (Italiaans voor “Smaragdkust”) is een kustgebied in het noordoosten van Sardinië en staat bekend om de mooie stranden en toeristische dorpen. De kust is ontwikkeld tot luxe toeristengebied vanaf 1961, toen prins Karim Aga Kahn IV besloot betoverende stranden te maken. Hij maakte hierbij gebruik van een bouwstijl die het paradijselijke gevoel van Costa Smeralda moest versterken. Deze stijl werd vervolgens populair als ‘typisch’ Sardijnse stijl. Wij vinden het allemaal nogal kunstmatig, beetje “Efteling-idee”. We zien reusachtige jachten, winkels van alleen de peperdure merken, zelfs een dealer van Rolls-Royce, alsook toprestaurants.

Lekker vergapen aan alles, maar na een paar uurtjes raken we verzadigd en rijden we door naar Pallau, waar we lekker Italiaans eten en vanaf de haven een blik werpen op de Maddalena-eilanden, juist daar voor de kust. Hier krioelt het van de toeristen, de veerboten varen af- en aan, alles draait hier om de toeristenindustrie.

Over een mooie weg door de binnenlanden rijden we terug naar de Aveline. Maandag rijden we naar Sorso, een plaats die de moeite waard zou zijn volgens de reisgids van Marleen. We kunnen het echte mooie niet zo heel goed ontdekken hier, maar vinden wel een heerlijk koel terras aan zee voor de koffie.

In de buurt moet nog een goed bewaarde piramide liggen met tal van archeologische vondsten, dus na veel gepuzzel komen we daar ook uit. Wel jammer: elke maandag is het museumterrein met de piramide gesloten. Over het hek dan maar een foto van de piramide (kleintje dus) gemaakt. Vanaf hier is het een korte afstand tot Porto Torres.

Oorspronkelijk was Porto Torres een Fenicische haven die later Carthaags werd, vervolgens Romeins en tenslotte Italiaans. In de plaats bevindt zich een archeologisch gebied, met ruïnes van Romeinse baden. Verder is er een goed bewaarde Romeinse brug. De Romaanse kathedraal van San Gavino staat in deze stad. Dit is een van de belangrijkste kerken van het eiland. Porto Torres heeft een drukke haven. Er is een veerverbinding met de havens van Genua en Marseille en verder is er ook een redelijk grote jachthaven. We wandelen wat in de buurt van de havens, met zeker 5 cruiseschepen aan de kade. Verder doen we ons tegoed aan een pizza zo groot als een karrewiel voordat we terugkeren in Castelsardo. Dinsdag 11 juli: Marleen en Wiedse vertrekken vandaag naar NL. Lastig, lastig, lastig, we zijn er bedrukt onder. Duurt immers weer 2-3 maanden voor we ze weer zullen zien. Om 13.00 uur zwaaien we ze met een brok in de keel uit, het waren superfijne dagen!

Diva’s in Costa Smeralda

Mahon

In Mahon hebben we heerlijke dagen. We bezoeken de stad meermalen, slaan voorraad in bij de grote Mercadona, krijgen nieuwe T-shirts en barbecueën op ons drijvende eiland.

Met de Cobb is dat goed te doen, tenminste als je de juiste Cobb-stones (briketten) bij je hebt (en dat hebben we dus niet): het duurt uren voordat de grillplaat heet genoeg is. Onze ouderwetse houtskool-barbecue wordt alsnog aangestoken om in elk geval het vlees nog gaar/gebakken te krijgen. Gelukkig heeft Jan van de Jonas als volleerd veul-en-vet-bakker zijn fritespan “opgestookt” en eten we in elk geval lekkere croquettas en volop frietjes. Smullen dus! Tussendoor krijgen we ook nog een verfrissende regenbui over ons heen dus de ironie is weer compleet. (Zowel de Cobb van de Aveline als die van de GeluXvogel zijn nu tegen een geringe vergoeding af te halen, inclusief slechte Cobb-stones). Ondanks alle “min-punten” van deze Cobb-avond hebben we toch verschrikkelijk veel plezier gehad. Ook hebben we ’s-ochtends lekker veel schoon te maken na zo’n avond knoeien en brassen.

Was eerst het plan om vrijdag 30 juni na de harde wind los te maken voor de overtocht naar Italië, nu zien we een weer-gat ontstaan op donderdagochtend, dus we verleggen ons plan voor vertrek naar donderdag 29 juni. Dan zijn we ook ruim voor de verwachte harde wind op zaterdagavond in Sardinië. Eerst woensdag nog de dieseltank vol gedaan, water afgevuld en de laatste boodschappen in Mahon gedaan. Vroeg naar bed en op vrijdag bijtijds op.

Tegen 08.00 uur maken we los en geven vervolgens eerst een cruiseschip ruim baan dat de haven binnenvaart. Er staat nauwelijks wind en als we eenmaal de kaap bij Mahon voorbij zijn draait de wind die er is ook nog op kop en neemt fors toe. Er staat een vervelende zee (als gevolg van de harde wind van de laatste dagen) en steeds hebben we hoop dat die hoge golven verder van Menorca af wel zullen gaan liggen: niet dus! Uur na uur tikken we af, we gaan vooruit, al is het niet snel, we gaan naar het oosten.

De zon gaat onder en door de pikzwarte nacht gaan we voort. Er staan extreem veel sterren aan de hemel, dus hebben we ook lekker wat te kijken. Volgens het weerbericht zou de wind in de nacht compleet moeten gaan liggen, maar dat gebeurt vervolgens helemaal niet: hij blijft fiks doorwaaien vanuit oost, blijft op de kop dus. Ook de zee wordt nauwelijks rustiger, geen pleziertochtje dus.

Het lijkt wat beter te worden als de wind iets meer naar zuid draait zodat we met de fok boven de 7 knopen kunnen varen. Dat gaat lekker, we schieten dan goed op en de boot ligt beter in de wind. Zitten aan boord houdt in dat je jezelf constant vast/tegen moet houden om niet onderuit te gaan. Lopen lukt al helemaal niet meer. Waar we andere keren ’s-nachts om beurten een paar uurtjes kunnen slapen is dat nu duidelijk niet het geval. Elke keer word je van je bed gelicht door de hoge golven, terug-gesmakt op de matras en welke houding je ook aanneemt: je doet geen oog dicht. Ook iets warms maken op het fornuis is er niet bij: de boot gaat zo te keer dat geen pan op het fornuis blijft staan, dan maar water, een boterham met koude gehaktballen en een snoepje tussendoor. Verhongeren zullen we echt niet! Zowat de hele nacht zien we in de verte een grote onweersbui hangen met voortdurend flitsen. En maar duimen dat die bui niet onze richting op komt! Pas in de ochtend neemt de zeegang wat af en kan eerst Martje en dan Frans een paar uurtjes naar bed. Doodmoe vallen we allebei om beurten als een blok in slaap; daar knappen we van op. Met de fok erbij loopt de Aveline als een trein dus we maken wel onze mijlen. Rond zonsopgang zien we wat wolken aan de horizon verschijnen die langzaam overgaan in wat regendruppels en vervolgens wordt het een stortbui van vele uren; spoelt wel mooi al het zout van de boot.

We zien al vele mijlen voor onze aankomst Sardinië liggen. Denk je dat je er bijna bent, moet je toch nog 20 mijl (oftewel 3½ uur varen).

Door- en doornat komen we in de haven van Alghero aan en in de stromende regen meren we af. Maar na 203 mijl op het log en een kleine 30 uur na vertrek uit Menorca zijn we op Sardinie, we zijn in Italië! Eerst even de boot opruimen/verzorgen, dan lekker droge kleren aan, een groot glas bier, een wijntje en een tukkie doen.

Zaterdagochtend eerst de klussen: er staat 30 liter (zoet) water in de bilge en we kunnen niet ontdekken waar dat vandaan komt. Eerst verdenken we de nieuwe boiler, de afvoeren van de keuken en de douche, totdat Martje wat druppels ontdekt onder in het aanrechtkastje: de aansluiting van het koolstoffilter voor ons drinkwater (pas nieuw gemonteerd voor deze reis) lekt als een zeef. We halen het koolstoffilter uit de leiding en gebruiken nu dus ongefilterd water, maar het lek is gedicht! Verder liep gisteren de diesel de laatste paar mijlen wat onregelmatig; wellicht is er wat lucht of een druppel water ergens in de brandstofleiding gekomen door de hobbelende zee. Nieuwe dieselfilters gemonteerd (oude waren niet eens vies) en alles ontlucht: de Volvo loopt weer als een zonnetje. Martje heeft de wasserette bezocht en we hebben alle was weer schoon. De rest van de dag hebben we heerlijk geluierd. Wel krijgen we in de middag een harde wind en in de nacht en vroege ochtend fikse regenbuien. Zaterdag 2 juli gaan we de oude stad Alghero in, een kwartier lopen vanaf de haven.

Alghero is prachtig, met heel veel oude gebouwen en metersdikke stadsmuren. Alghero (Catalaans: L’Alguer) ligt in de provincie Sassari, aan de westkust van het eiland en telt 44.000 inwoners. Een deel van de bevolking van de stad spreekt een soort Catalaans (Sp): het Algherees, ontstaan doordat de opstandige bevolking van deze stad in 1372 werd gedeporteerd door de Aragoneese koning Pedro IV en werd vervangen door kolonisten uit Catalonië.

De bevolking noemt de stad weleens “klein-Barcelona” verwijzend naar de Catalaanse hoofdstad. Blijft vreemd natuurlijk dat de Spaanse klanken in de taal na 800 jaar nog steeds aanwezig zijn. Je ziet het ook aan de straatnaambordjes: naast de Italiaanse namen staat er heel vaak de “oude” Catalaanse naam nog bij. Ook bij restaurants staan Catalaanse gerechten op het menu. Het Catalaans is hier overigens een officieel erkende taal. Verder is het in Alghero één groot geschiedenisboek van alle overheersers die hier hun (bouwkundige) sporen achterlieten. Zo waren hier achtereenvolgens de Feniciërs, Puniërs, Romeinen, Germanen (vanuit Noord-Afrika) en Arabieren aan de macht, totdat in de strijd tegen de Arabieren door de Sardenen de hulp ingeroepen werd van het machtige Pisa en Genua en het eiland Sardinië na een periode van autonomie uiteindelijk Italiaans grondgebied is geworden. Het eiland heeft tot op de dag van vandaag wel een grote autonomie weten te behouden.

We genieten van al het moois hier en natuurlijk slaan we een perfecte espresso op een terras niet over en eten we ’s-middags heerlijk kreeft met pasta in een restaurant, ruim gespoeld met een uitstekende Sardeense witte wijn. Als toetje: natuurlijk, we zijn in Italië : een tiramisu met aardbei op “sterk water”, heerlijk gewoon! Dit is Bella Italia ten top!