In Portosin liggen we prachtig: mooie haven, uitzicht over de Ria, goede faciliteiten, winkels in de buurt, volop wandelroutes in het groen en natuurlijk de goede busverbinding naar Santiago. Maar ook: avond aan avond tot heel diep in de nacht feest, geschreeuw, muziek, kermis en de hele dag wordt er vuurwerk afgestoken. En dan niet van die kleine knalletjes, nee nee, professionele kanonslagen de hele dag door, hoog in de lucht. Het is allemaal ter ere van een Mariafeest, waarbij als hoogtepunt een beeld van Maria op zondagmiddag aan boord van een viskotter wordt gehesen, de hele boot afgeladen vol “gelovigen” en levende muziek. Vervolgens maakt zowat alles wat drijft (inclusief alle viskotters) los en vaart in een lange optocht de haven uit, richting zeegat. Elke boot is gepavoiseerd en deze hele armada vaart naar buiten, hoopt dat Maria de visvangst gunstig stemt en komt dan weer naar binnen. Het schip met het Mariabeeld blijft voor de haveningang nog even liggen en de andere schepen maken een eerbiedige ronde om dat schip alvorens men weer af meert. Alles natuurlijk onder luid geknal van vuurwerk.

De festiviteiten worden in grote tenten op de kade voortgezet, met liters drank en veel eten. Om 11.00 uur zondagavond wordt het feest afgesloten met een immens vuurwerk vanaf de punt van de havenpier. Vuurwerk lijkt hier wel volksvermaak nr. 1. Gelukkig is het na de vuurwerkshow weer rustig en komt er toch een einde aan de dagenlange festiviteiten (en hebben wij weer een fatsoenlijke nachtrust). Na de vermoeiende dag in Santiago maken we op dinsdag 23 augustus weer los. We verlaten de Ria de Muros en koersen op de volgende Ria, de Arousa (of Arosa). Er staat nauwelijks wind, maar gelukkig staat er op zee ook geen swell, lekker comfortabel dus. We motorzeilen langs Cabo Castro en vervolgens langs Cabo Corrubedo. Door het rustige weer kunnen we vlak langs de kapen en over de ondieptes tussen de rotspartijen en de kust door varen.

Wat een prachtige, ruige natuur is dit. Prachtig met dit weer natuurlijk, maar we zien ook aan alle rotspunten die net boven water uit steken in de smalle doorvaarten, dat je hier bij slecht weer absoluut weg moet blijven: hier doet de Costa de la Muerte dan zeker haar naam eer aan! Als we de Ria de Arosa binnen zijn –alweer zo’n prachtige omgeving- steken we meteen noord, richting haven van St.Uxia de Ribeira. Afgemeerd in het kleine jachthaventje, ongelukkig met de kop aan de gammele steiger en met de kont van de Aveline aan een mooringlijn. Met ons trapje op de steiger en de fenderstep aan het anker kan Martje maar net van de boot af. We liggen ook klem opgesloten tussen de andere boten aan de steiger, er kan geen duim meer tussen. De waterpomp van de Jonas maakt rare geluiden en de schipper bestelt hier een nieuwe pomp, maar voordat die geleverd wordt is het een paar dagen verder. Geen straf: belangrijkste inkomstenbron van Ribeira is de vis.

Visafslag Ribeira
Visafslag Ribeira

Viskotters varen af en aan en ook is er een grote visafslag. De schipper van de Jonas organiseert donderdag een rondleiding op de visafslag. Hij heeft vele jaren in de vis gewerkt en herkent dus elke vis die hier aangevoerd wordt, inclusief predicaten als “niet te eten” tot “de lekkerste vis die er is” en van “waardeloze doordraai-vis” tot “€ 1.000,00 per kist (van 40kg)”.

Met zijn jarenlange ervaring helpt hij ons duidelijkheid te verkrijgen in de zeer mystieke vishandel binnen de afslag; voor ons een heel aparte wereld waar we met open mond naar kijken.

Verder heeft Ribeira volop winkels (waar Martje een broek en wat truitjes scoort), wordt Frans zijn haar weer eens teruggesnoeid (voor € 9,00) en is er een goed voorziene supermarkt vlak bij de haven.

"Nu eerst een Bavaria"
“Nu eerst een Bavaria”

Ook het terras bij de haven wordt door ons goed bezocht: kopje koffie, even internetten, biertje in de schaduw: heus waar, we krijgen hier een rasechte Brabo-Bavaria geserveerd; hebben we hier niet eerder gezien maar hij gaat er prima in! Verder hebben we het er vooral druk gehad: ons internetkaartje moest worden opgewaardeerd (bij de Orangewinkel) en ook moesten er wat kaarten worden gekocht om naar NL te sturen: zowaar een hele dagtaak hadden we daaraan, pffff…. dat was werken! Zaterdag 27 augustus maken we pas om 11.00  uur los om de 8 mijl naar de overkant van de Ria de Arousa te varen. Einddoel voor vandaag is Vilanova de Arousa. Het is volkomen windstil. Onderweg spotten we nog wel een fiks aantal dolfijnen die zich gewillig laten fotograferen.

Voor de drijvende mosseleilanden (met hangcultuur mosselen)  is het oppassen: ze liggen hier in de aanloop naar Vilanova rij na rij. Je moet als het ware door een soort van “doolhof” tussen deze op drijvende volkstuintjes lijkende productievelden door zigzaggen om bij de haven te komen.

Vilanova is het centrum van de mosselhandel. Tientallen mosselkotters liggen hier, lossen hier en via de lokale mosselmijn gaat de handel verder het land in. Vooral in de ochtenden is het rond de vissershaven een drukte van belang. We maken vast in de kleine marina van Vilanova. Keurig opgevangen door de havenmeester, zijn best doend om Engels te praten en even later met een lokale fles Albariño (met etiket van de haven) ons verwelkomt.

IMG_1318

 

Eenmaal afgemeerd hebben we de fietsjes voor de dag gehaald en zijn die middag naar Cambados gefietst, een vissersplaatsje 8 km verderop.

 

 

 

Martje moet weer eens ouderwets mopperen (Frans had weer eens een “mooie landelijke weg” gevonden) want het gaat fiks helling op en helling af en dat is niet echt haar ding, zeker niet bij 28 graden in de zon.

Zondag fietsen we richting Villagarcia en komen in een piepklein dorpje waar we op het centrale pleintje met de locals een kopje koffie in de schaduw op terras drinken (€ 0,80 pp inclusief cake). Dinsdag 30 augustus verlaten we Vilanova met een lekker windje, kriskras tussen de mosseleilanden, onder vol tuig onder een heerlijke zon. We verlaten vandaag de Ria de Arousa en koersen richting zee om in de Ria de Pontevedra te komen. Helemaal geweldig worden we bij het verlaten van de Arousa “uitgezwaaid” door een hele grote school dolfijnen die tot een meter bij de boot komen “showen”.

Hier raken we dus niet op uitgekeken, het verveelt nooit en deze keer hebben we zelfs een filmpje kunnen maken naast de vele foto’s. Tussen de prachtige maar grillige eilanden voor de kust varen we naar de Pontevedra. Deze Ria varen we tot bijna het einde door (6 mijl) naar het plaatsje Combarro waar we in de dure marina vlakbij de beroemde horréos de Combarro afmeren.

Zo op het oog verschilt Combarro niet van andere plaatsen langs de kust. Maar als we over het nieuwe plein naar het oude gedeelte lopen, worden we aangenaam verrast door wat we daar aantreffen. Smalle geplaveide straatjes, kleine restaurantjes vaak met een terras aan zee en bovendien staan overal “horréos”. Horréos zijn graanschuurtjes; ze staan op veelal granieten palen die bovenaan afgedekt zijn met een ronde schijf die plat is aan de onderkant. Deze ronde schijf moet verhinderen dat muizen en ratten de oogst kunnen bereiken. Het schuurtje zelf is gemaakt van natuursteen en soms hout of een combinatie van die twee. Smalle gleuven zorgen voor de nodige ventilatie. Het heeft een schuin pannendakje en op de geveluiteinden staat meestal een kruis. Ze hebben iets fascinerends, iets magisch, zelfs iets sacraals. Het vreemde is, dat de graanschuurtjes bij een landbouwcultuur horen en dat hier sprake is van een vissersdorp. Maar volgens de locals is men op een gegeven moment overgestapt van landbouw naar visserij. De horréos zijn later ook nog wel gebruikt om gedroogde vis, stokvis, in te bewaren. Combarro is een toeristische trekpleister geworden.

Maandag, 22 augustus 2016. We willen vanuit Portosin natuurlijk ook naar Santiago de Compostella (of Compostela). Nu we daar zo dicht in de buurt zijn willen we die wereld-beroemde pelgrimsplaats met eigen ogen zien. Vanuit Portosin is het ongeveer 35 km met de bus. Eerst te voet (samen met de bemanning van de Jonas en de Geluxvogel) vanuit de haven naar de bushalte, een km verder. Je moet het maar weten die bushalte: geen aanduiding op de weg, geen bushokje, geen bord, helemaal niets, maar de bus stopt wél op de aangegeven plaats en tijd. Van Portosin om 08.30 eerst met de bus naar Noia en daar -na een kleine pauze- overstappen op de bus naar Santiago waar we arriveren in een groot busstation ongeveer een kilometer van het historische centrum. Een minuut of 25 later staan we dan uiteindelijk in het historische hart van de pelgrimages: de Praza de Obradoira.

Santiago is voor het grootste gedeelte een modernere stad met een groot nieuw universiteitscomplex aan de rand van de stad. De stad heeft ongeveer 100.000 inwoners waarvan ca. 35.000 studenten. De universiteit is al eeuwenlang gevestigd in de stad, voorheen geconcentreerd in historische gebouwen rond de kathedraal, maar sinds begin jaren 90 verkast naar een nieuwe campus aan de rand van de stad. In de historische stad kun je zowat aan elk gebouw zien aan wie het oorspronkelijk toebehoorde. In de gevels zijn tekens verwerkt die dat aanduiden: het Maltezer kruis voor de monarchie, de vijf sterren voor de universiteit, en de Jacobsschelp voor de kerk.

IMG_0683

De Jacobsschelp kom je overal tegen: in brons in tegels op de trottoirs verwerkt (als route-aanduiding voor de pelgrims; we zagen die ook al in Bilbao, Santander en Ribadeo in trottoirs op de pelgrimsroute), een echte schelp aan de rugzak van de pelgrims gebonden (als teken van hun bedevaartgang), op huizen, gebouwen, standbeelden en winkels vol met sierraden, wandelstokken, tassen, vlaggen en andere prullaria met de schelp. De schelp geeft de route aan met de gesloten kant in de richting van Santiago. Elke afbeelding heeft (anders dan bij Shell) de sluiting aan de bovenzijde. De lijnen van de schelp verbeelden de vele pelgrimsroutes die naar Santiago leiden. Dat de kerk in Santiago altijd erg rijk is geweest zien we meteen op het Praza de Obradoira: de enorme en overdadig versierde kathedraal natuurlijk als middelpunt, het Casa do Concello (gemeentehuis), het Hostel dos Reis Cátolicos (voorheen een hospitaal voor de pelgrims, nu een hotel) en het Pazo de San Xerome (het rectoraat van de universiteit). Het plein is enorm groot en het is er druk met pelgrims en toeristen. De pelgrims (ongeveer 400.000 per jaar, meest jonge mensen) ploffen na hun lange tocht bijna allemaal diep geëmotioneerd op de grond om alle indrukken op zich in te laten werken: ze hebben het bereikt!

Het maakt ook op ons diepe indruk. Overigens, om als pelgrim te worden aangemerkt moet je tenminste 100 km hebben gelopen, 200 km gefietst of 300 km te paard (!) hebben afgelegd. Pelgrims ondernamen de tocht om “een plaats in de hemel te verdienen” of “vergeving van zonden -een aflaat-te verkrijgen”.

Uitkijk over de voormalige begraafplaats voor pelgrims
Uitkijk over de voormalige begraafplaats voor pelgrims

Vroeger gebeurde dat onder barre omstandigheden, waarbij sommige pelgrims die duizenden kilometers liepen, het leven lieten. Er is een voormalige begraafplaats “exclusief” voor de overleden pelgrims in Santiago. Overigens vernemen we van de gids -die ons in twee uur rondleidt in het oude deel van Santiago- dat vroeger vrouwen niet deel mochten nemen aan de pelgrimage en dan verkleed als man alsnog de tocht maakten. Ook verhalen over de rijken die zelf niet op pelgrimstocht gingen maar een “prof” inhuurden om voor hen de tocht te maken en zo toch de aflaten te verkrijgen die ze nodig hadden om dicht bij God in de hemel te komen.

De kathedraal staat jammer genoeg in de steigers voor een opknapbeurt die rond het volgende “heilige jaar” 2021 gereed moet zijn. In de kathedraal kijken we onze ogen uit naar het centrale vergulde hoofdaltaar.

Hier hangt ook het wereldberoemde zilveren wierookvat van ca. 1 meter hoog dat bij diensten aan touwen van links naar rechts door de kerk gezwierd wordt (zie Youtube)Vroeger was het wierookvat voornamelijk in gebruik om de penetrante lucht van de pelgrims te kunnen verdrijven. Overigens, het vat wordt alleen gezwierd als er voldoende “gesponsord” wordt door de gelovigen: beneden een opbrengst van € 450,00 wordt er niet gezwierd! Om een dienst met wierrookceremonie bij te mogen wonen moet je wel een uurtje of twee vooraf een plaats in de kerk zien te bemachtigen: het is elke dienst volledig “uitverkocht” en mud- en mudvol. Zelf hebben we het niet gezien, maar we nemen aan dat het wel zo zal zijn.

Wachtenden voor de heilige deur en de tombe van St.Jacob
Wachtenden voor de heilige deur en de sarcofaag van St.Jacob

We zien de rij wachtenden (200 meter) in de snikhete zon die door de “heilige deur” bij het beeld en de sarcofaag van St. Jacob naar binnen willen: na enkele uren wachten mag men het beeld omarmen (en een wens doen). We hebben vandaag wel geluk: volgens de statistieken regent het 250 dagen per jaar in Santiago en wij lopen daar rond met 33 graden in de zon! In de straten veel terrassen, levende muziek (ook hier achtervolgt de doedelzak ons weer), verkopers van alles en nog wat en bedelaars. Doodmoe en overladen met prachtige indrukken vertrekken we om 17.00 uur weer van het busstation richting Portosin. Aan boord nog een hapje en een drankje, vervolgens vroeg naar bed.

Vrijdag 12 augustus. Een volle week in Ribadeo –vanwege de harde wind- was geenszins een straf. We hebben volop genoten van het kleine plaatsje met zijn fantastische gebouwen, folklore, cultuur en natuurlijk de keuken. Nu lijkt het weer prima voor de tocht naar Ria de Viveiro, zo’n 33 mijl westwaarts. Langs een prachtige, ruwe en groene kust varen we in 5 uurtjes over een hobbelige zee naar Ria de Viveiro.

Het is een mooie baai, ook weer prachtig groen, die we ongeveer 4 mijl landinwaarts varen tot aan de rivier. Vlakbij de monding van deze ondiepe rivier ligt het stadje Viveiro. In de hete zon meren we af in de jachthaven. De inwoners van Viveiro zijn van oudsher economisch voornamelijk afhankelijk van de agrarische- en visserijsector, daarnaast is de fabriek Alluminio een belangrijke werkverschaffer.

Dat merk je ook aan de bebouwing (veel nieuwbouw, weinig ouds) de infrastructuur (grote asfaltbanen langs het water en de stad), kortom wij hadden in een middag daar wel voldoende gezien en maken zaterdagochtend meteen weer los. Doel is de Ria de Cedeira. Motor-zeilend varen we weer verder langs de prachtige kapen. De toppen van de heuvels zijn in nevel gehuld, maar dat geeft toch ook weer een extra effect. Bij Cabo Ortegal draaien we wat verder naar het zuiden (we gaan nu langzaam “het hoekje van Spanje” om) en via Punta Candeira bereiken we de baai van de Ria de Cedeira.

We varen de baai in en de mond valt weer open van al dat mooie natuurschoon: prachtige rotspartijen, felblauw water, groene bossen op de heuvels, we krijgen er geen genoeg van. Na enkele mijlen op de Ria laten we vlakbij het plaatsje Cedeira het anker vallen in 6,5 meter diep water.

Voor anker in Ria de Cedeira
Voor anker in Ria de Cedeira

Wat een rust, tenminste voor even: in het plaatsje is het feest en ondanks dat we toch anderhalve kilometer van het strand af liggen, gaan de festiviteiten met bijbehorende muziek door tot diep in de nacht.

Tegen elf uur ’s-avonds zien we in het donker de dikke mist over de windstille baai neerdalen. Je ziet de buren aan het anker niet eens meer, zo dicht is de mist (jammer genoeg blijven we de herrie op de kant wel horen). Wel lekker geslapen en zondagochtend meteen buiten gekeken hoe het staat met de mist: alles lijkt helder in de baai, dus anker op, zeilen gehesen en vertrokken. Bij de eerste bocht naar buiten varen we alsnog de potdichte mist in; het is alsof je een witte muur binnenvaart.

Vertrek Ria de Cedeira
Vertrek Ria de Cedeira

Met een zicht van 30 meter mag Martje weer naar binnen achter de radar- en AIS-schermen om de boel om ons heen in de gaten te houden. Ook natuurlijk de rotspartijen die net boven en onder water steken vragen om precieze navigatie. De Jonas en de Geluxvogel zitten op heel korte afstand van ons maar we zien ze niet. Gelukkig houden zij ook bij radar en AIS de wacht.

Hier krijgen we het dus toch lekker warm van en zijn opgelucht als we eenmaal op zee ietsje meer zicht krijgen, alhoewel, de hele tocht naar Coruna blijft nevelig. Voor La Coruna is het een drukte van jewelste: de week voorafgaand is het “Sail-Coruna” geweest en de voltuig driemasters, barken en schoeners varen hun afscheidsparade in de Ria de Coruna alvorens ze weer naar een volgend evenement varen. Door de mist krijgen we er niet veel van mee, alleen komt de Guardia Civil met een snelle motorboot langszij om ons te duiden op de drukte rond deze schepen bij de haveningang.

Midden in de prachtige oude stad meren we af in de oude jachthaven en besluiten een dag extra te blijven. A Coruña (Spaans: La Coruña, Galicische en officiële naam: A Coruña) is een stad en gemeente in de Spaanse autonome regio Galicië. Ze is de hoofdstad van de provincie A Coruña maar niet van Galicië, dat is namelijk Santiago de Compostella. A Coruña is wel het economisch centrum van Galicië. De industrie is voornamelijk gericht op visserij en de daarbij behorende producten zoals maritieme navigatie of koeling-systemen voor het transport van vis en zeevruchten. Dat hier het een en ander om de visserij draait hebben we geweten ook: elke nacht (jazeker, de hele nacht) varen de vissers af en aan vanuit de belendende haven. Enorme golven trekkend komen ze voorbij, waardoor wij haast uit de kooi vallen en de Aveline zwaar aan haar landvasten zeult. Het beroemde kenmerk van het straatbeeld van A Coruña zijn de enorme glazen balkons of serres die soms hele verdiepingen van een gebouw kunnen beslaan.

We leven ons hier drie dagen uit op cultureel, historisch en ook weer gastronomisch niveau. Twee avonden hebben we genoten van muziek op het grote plein Maria Pita, klasse was dat!

Te voet doorkruisen we de stad en zijn omgeving. De prachtige boulevard loopt om de hele stad tot aan de Torre de Hercules (volgens de overlevering de oudste, nog werkende vuurtoren ter wereld).

Woensdag 17 augustus maken we los voor de 54 mijl richting Camarinas. Onderweg krijgen we alle weertypen die voorradig zijn: wind, geen wind, wind tegen, zon, dikke wolken, regenboog, nevel en dikke druppels regen en dat allemaal in een tijdsbestek van 9 uur en voorzien van een pittige deining!

2016 08 17_2317
Aanloop Camarinas

Het haventje in Camarinas is gewoon een plaatje: klein, drie steigers, uitzicht over een prachtige baai en een stadje op loopafstand waar de tijd ook stil lijkt te staan sinds eeuwen.

Donderdag blijven we in het mooie plaatsje en wandelen in de groene omgeving, drinken wat op het haventerras inclusief pinxtos, bestellen allebei een tortilla die vervolgens zo groot en machtig is dat we die nog niet voor de helft op kunnen.

Donderdagavond gaat het hard waaien en valt de regen met bakken uit de hemel. Als we vrijdag op staan valt meteen een enorme herrie van krijsende meeuwen op: er drijven in de hele haven massa’s dode vis die door de harde wind waarschijnlijk van de nabij gelegen vissershaven in het water zijn geraakt. Een buitenkansje dus voor de meeuwen! Naast de vis is er door de harde wind ook een berg plastic afval in het water terecht gekomen en het eerste werk van Frans is deze troep op te vissen voor het in de eigen schroef terecht komt. Een vuilniszak vol plastic haalt hij eruit, naast een surfpak (?) en twee lege gele plastic kratten van de visafslag. Vandaag zien we een weergaatje (en ook belangrijk: vandaag is de deining nog “maar” een kleine twee meter, terwijl die na vandaag fors op zal lopen) om de beruchte Cabo Finisterre te ronden. We varen de mooie Ria de Camarinas uit, de zee op richting Cabo Finisterre ( latijns:“einde van de wereld”).

Hier komen uit verschillende hoeken stromen bij elkaar, loopt de waterdiepte van de oceaan in drie mijl op van 1000 meter naar 15 meter met als toetje een kans op snel vormende mist. Elke almanak die we in zien waarschuwt voor de wateren rond deze kaap, dus gespannen beginnen we aan de nadering van de kaap. Voor niets dus, buiten een woelige deining is er niets aan de hand en ronden we de kaap zonder problemen. De kaap vormt de noordelijke begrenzing van de Costa de la Muerte (“kust des doods”), zo genoemd omdat het een van de gevaarlijkste, verraderlijkste kusten ter wereld is. Veel schepen vergingen hier, waarvan de schipbreuk van de 243 meter lange olietanker “Prestige” in 2002 een recente en de meest catastrofale was, met een enorme milieuramp (11.000 ton ruwe olie belandde in zee) als gevolg. De hele streek heeft nu nog last (ecologisch en economisch) van de vervuiling uit 2002, met name ook door het jarenlange visverbod langs een kustlijn van 900 kilometer. De laatste rechtszaken hierover speelden in januari 2016. Wij varen vanaf Finisterre richting Ria de Muros. Bij het ronden van de kaap is het precies of we een foto op een kalender binnenvaren: zo overdonderend mooi is deze Ria!

We zijn er allebei stil van en genieten van het prachtige zicht op de baai. We varen de Ria 6 mijl op en meren af in de kleine haven van Portosin. We liggen nu midden in de “ foto op de kalender” en wachten hier het voorspelde slechtere weer de komende paar dagen af.

Donderdag 4 augustus 2016. We staan vroeg op (05.30 uur) en voordat we vertrekken nog even het weerbericht gecheckt. Het blijkt moeilijk in te schatten wat de wind nu precies gaat doen en samen met de nl-bemanning van de GeluXvogel en de Jonas besluiten we een dagje te wachten voordat we verder gaan. Omdat Frans jarig is mag hij nog een uurtje terug naar bed. Lekker uitgeslapen en verder even naar de bakker voor een gebakje bij de koffie. In de namiddag nog een borreltje natuurlijk, ook komen de hele dag via What’s App, E-Mail en telefoon felicitaties binnen. Men is de verjaardag van Frans in Nederland niet vergeten en dat doet ons goed. Vrijdagochtend weer vroeg opgestaan en samen met de GeluXvogel en de Jonas losgemaakt in Gijon. Juist als we willen vertrekken zien we dat de computer met de kaarten en de AIS niet werkt: het programma start niet op. Vlug een route ingebracht op de plotter en de GPS, zodat we toch veilig onze weg weten te vinden. Er staat totaal geen wind en het grootzeil hangt er werkeloos bij terwijl de diesel de mijlen maakt. Gelet op de afstand van 68 zeemijl moeten we ook wel wat vaart houden anders gaat het erg lang duren (deze reis duurde uiteindelijk 10,5 uur).

Vertrokken met lange broek en een extra shirt onder een dikke fleece kunnen we na enkele uren wat gaan “afpellen”: de zon breekt door en de temperatuur stijgt snel. Het zicht is goed en we genieten van de prachtige groene kust, met in de verte de hoge heuvels.

Een school dolfijnen op jacht flitste langs de Aveline, geen tijd om ons te komen entertainen (en dus ook geen tijd om een foto te maken). Ribadeo ligt aan de Ria del Eo en de monding van deze rivier kunnen we pas het laatste moment zien. We varen een prachtige groene omgeving binnen, onder een 30 meter hoge brug door en worden met de hulp van een vriendelijke havenmeester op een prachtige plek afgemeerd in de haven van Real Club Nautico de Ribadeo.

Zaterdag eerst de computerproblemen met de geweldige ICT-ondersteuning van de Minor (die op dat moment in Cherbourg ligt) opgelost; op afstand wordt alles weer werkend gemaakt en kunnen we weer vooruit. ’s-Middags trekken we de wandelschoenen aan en klauteren we tegen de steile heuvel op richting centrum van Ribadeo.

IMG_0694

Het stadje van ca. 10.000 inwoners ligt aan de riviermonding Ría del Eo, wat gedeeltelijk een natuurreservaat is. Een stad die altijd veel met de scheepvaart te maken heeft gehad, nog goed te zien aan de oude rederijen en scheepswerven. De brug Puente de Todos los Santos, die de pelgrimsroute naar Santiago via het noorden verkort en Galicië met Asturië verbindt, is het punt waar de zeevaarders werden ingehaald en uitgezwaaid. Vroeger vertrokken hier de emigranten, de Indianos, naar Amerika om later goederen en rijkdom mee terug te nemen naar Galicië.

De stad werd oorspronkelijk gevormd rond de havens van Porcillan en Cabanela langs de oevers van de rivier. De moeite waard om te bezoeken zijn de ruïnes van het Castillo de San Damián, een fort aan de monding van de rivier, en de brug Puente dos Santo, al was het alleen al om het uitzicht.

Overal waar we wandelen zien we de pelgrims op hun tocht naar Santiago, steevast met een Jacobsschelp achter op de volle rugzak vastgemaakt. Vanuit Ribadeo beginnen ze aan de laatste 200 kilometer naar Santiago. Onze bedoeling is om een dag of twee hier rond te kijken en dan weer verder te varen naar het westen, maar het weer gooit roet in onze plannen. De wind in de omgeving van Viveiro en La Coruña neemt de komende dagen toe tot 6-7 Bft en we blijven dus enkele dagen langer in Ribadeo, voorwaar geen straf! Prachtige gebouwen, een rijk verleden maar vooral ook veel terrassen en restaurants waar het goed toeven is met een koud biertje en de pinxto’s. Overal op de terrassen waar je wat drinken bestelt komen de obers rond met lekkere hapjes (pinxto’s), kon slechter dus. Koken aan boord staat even op een laag pitje hier. In de vroege middag gebruiken we hier de warme maaltijd in bescheiden restaurants, steeds met veel Spanjaarden. Voorgerecht, hoofdgerecht en toetje plus een kannetje vino voor de somma van € 12,00 pp, inclusief stemmige TL-verlichting, formica tafels en niet te opdringerige kunststofschrootjes, maar vooral ook een buitengewoon vriendelijke bediening.

We wandelen de dagen dat we hier zijn veel in en rond de stad en langs de rivier. Alles is keurig groen, aangelegd en onderhouden.

IMG_0714

We zullen hier waarschijnlijk nog zeker tot vrijdag/zaterdag liggen, maar ja, “Wie tijd heeft, krijgt altijd goede wind”.

 

Dinsdag 26 juli 2016. Wiedse en Marleen zijn met hun tentje verder Frankrijk in getrokken en omdat ze weg zijn geeft dat voor ons allebei wat last.  Na een laatste wasmachine de spulletjes allemaal weer zeevast opgeborgen voor ons vertrek morgenochtend uit de geweldige stad Bilbao. Nog even naar de supermarkt een kilometer of wat verderop op een heuvel en in de nabijheid daarvan belanden we in een geweldige Ierse pub (jazeker in Spanje) met lekkere biersoorten van de hele wereld. Allebei aan een groot glas bier en daar wat pinxto’s bij (dat dan wel weer op zijn Spaans), heerlijk, maar we moeten nog wel met de volle boodschappentas naar huis, dus dat hadden we ook niet heel erg best gepland. Tegen de heuvel ontdekken we een lift die ons op strandniveau kan brengen voor € 0,20. Frans stapt nietsvermoedend de lift in en krijgt bijna ter plekke een hartinfarct: de lift heeft aan de ene kant een glazen wand waardoor je recht de diepte in kijkt. Hij vliegt meteen met zijn rug tegen de dichte achterwand met de opmerking “goeiendag”…. Martje giert het uit van het lachen om zijn hoogtevrees en met zijn rug tegen de achterwand komt ook Frans veilig –met het zweet op zijn voorhoofd- beneden aan. ’s-Avonds nog wel de koers uitgezet voor de overtocht naar Santander en op tijd naar bed. Woensdag starten we de dag erg grijs; de heuvels rond de haven zie je nauwelijks, alles is in nevel gehuld. Om de haven van Bilbao uit te komen heb je al 4,8 mijl te gaan en zijn we een klein uurtje verder als we op zee komen. Er staat nauwelijks wind, maar de houle (hier: “vaga de mar”) is er wel degelijk: we worden weer flink op en neer en van links naar rechts geslingerd, niet erg comfortabel.

Op de motor maken we onze mijlen westwaarts, de fok erbij om het slingeren wat te reduceren. Vlakbij Santander trekt de hemel open en komt het zonnetje door. Santander ligt aan de monding van de rivier en de Marina ligt een kleine 3 mijl stroomopwaarts. Vanaf het water is het een prachtige aanloop, tussen wat rotspartijen en stranden door de rivier op.

In de Marina meteen ons zonnetentje over de kuip gespannen want in de zon is het met 30 graden veel te heet. Met een koud pilsje in de kuip “genoten” van het vliegtuiglawaai van het pal naastgelegen vliegveld.

Donderdag is het een kerkelijke feestdag in Spanje, er is geen winkel open, er rijden nauwelijks bussen en houden we ons bezig met een koude kan sangria op het terras. Vrijdag nemen we voor € 1,45 de bus naar de stad. Midden in de stad stappen we uit in een drukte van jewelste, auto’s, drommen mensen, scooters, brommers, sirenes, alles vliegt door elkaar. Waarom hier verkeerslichten staan weten we niet, er is geen kip die zich aan rood licht houdt. Wel ook hier een lekker koud drankje met wat pinxto’s. Het mooiste van Santander vonden we eigenlijk nog de fraai aangelegde kilometerslange boulevard aan het water. Ook een paar oude (bank-)gebouwen en de winkels trekken onze aandacht.

Moe gelopen nemen we in de namiddag weer de bus terug naar de haven en vergrijpen ons daar op het terras andermaal aan een kan Sangria met wat hapjes. We blijven ons vergissen hier in de tijden waarop er gegeten en gedronken wordt: van ongeveer 16.00 uur tot 21.00 uur kun je wel een glas drinken, maar eten lukt niet: de keuken is tot 21.00 uur dicht! Zaterdag 30 juli 2016: om vijf uur opgestaan en tegen zessen losgemaakt in de nog donkere Marina. De betonning op de rivier is goed verlicht dus een dik half uur verder zijn we weer op zee, waar de zon alweer zijn eerste sporen laat zien. De zon zelf krijgen we niet te zien, de hele reis naar Gijon niet. Het is grijs, het regent en er staat geen spat wind. Ook de vaga de mar is weer op zijn best en het comfort is ver te zoeken. Om beurten gaan we na een ontbijtje nog een uurtje of twee de zeekooi in voor een dutje. Zo schiet de tijd ook wat beter op! Uiteindelijk maken we de 90 mijl in 14 uur, alle tijd voor Martje om het koperwerk in de boot te poetsen en Frans geeft de kuip onderweg een goede beurt.

Iedereen geeft hoog op van het fraaie zicht dat je op deze tocht zou moeten hebben op de “Picos d’Europa” een bergketen van zo’n 2600 meter hoog, waar in deze tijd van het jaar vanaf zee de sneeuw op de toppen nog te zien moet zijn. Welnu, we zien de hele kust niet eens vanwege de nevel en regen, dus laat staan dat we iets van dit geweldige natuurschoon te zien krijgen. De hele tocht is grijs, saai, nat en het lijkt wel of we in Nederland varen. We puzzelen even om de goede aanloop naar de haven van Gijon te vinden en dan maken we snel in de stromende regen vast in de Marina van Gijon. Na een hapje vrijwel meteen naar bed, dood en doodmoe zijn we van het gehobbel op zee. Zondag zien we waar we beland zijn: een prachtige stad, die aan alle kanten bruist. Er is (op het haventerrein) een muziekfestival, allerhande culturele manifestaties een drukte van jewelste. Dachten we voorheen dat de doedelzak aan de Schotten voorbehouden is, absoluut niet: hier zijn uit alle hoeken van Baskenland doedelzakspelers, in klederdracht, gewoon drie dagen lang folklore van de eerste orde. We wisten zelfs niet dat er ooit zoveel doedelzakken zouden bestaan (en een herrie dat ze kunnen maken als alles op volle sterkte blaast). Zelfs een klassiek concert dat we ’s-avonds bijwonen krijgt een enorme “kippenvel”-impuls als er een snerpende doedelzak mee gaat spelen en een lokale “Baskentint” meegeeft aan bekende muziekstukken. Geweldig, dit is nog eens de moeite waard, we genieten tot de laatste seconde.

Overal waar we kijken in Gijon (Zjiezjon) zien we eettentjes, terrassen en heel veel mensen. Wat leeft die stad! Natuurlijk proberen we de lokale ciders (sidria’s) en eten we weer de meest uiteenlopende lokale gerechten. Dat ons Spaans nog wat bijles vereist merkt Frans bij het bestellen –volgens hem- van een gamba-gerecht: hij krijgt in plaats van die gamba’s een keurige paarse inktvis, compleet met tentakels en zuignappen in een teiltje soep opgediend. Niet te precies bestuderen en gewoon eten! Overigens wel heerlijk, stijf van de look en met een fles vino tinto daarbij een buitengewoon gerecht. Martje hield het wijselijk bij een gerecht dat ze wel nog kende van de Spaanse les: “mejillones”, ofwel mosselen.

In Gijon raken we niet snel uitgekeken, vooral de oude stad op het schiereiland met de haven, de stranden en de verdedigingswerken, alles is even mooi en gezellig. Een strak blauwe lucht, prima temperatuur en een zonnetje maken het feest compleet.