Woensdag 20 juli 2016. Eindelijk een weergaatje zonder wind uit het zuiden (tegen dus). De voorspelling geeft de eerste 20 uur NW 15 knopen, dus met ongeveer halve wind moeten we een heel eind op kunnen schieten richting Spanje. Na die 20 uur geeft de voorspelling een Noordenwind van zo’n 12 knopen, lekker achterin, dus wat let ons. Om 06.00 maken we los in een nog donker La Rochelle. De ondiepe geul geeft wat hobbels met de wind pal op kop. Ondanks dat we met hoogwater vertrekken staat er in de aanloop naar La Rochelle slechts zo’n 4 meter water, een goede twee meter dus onder onze kiel. Met de wind op kop erbij toch weer goed voor fikse rollers. Marleen en Wiedse maken de boot nog mee zee-klaar en gaan dan weer een paar uurtjes terug naar kooi. Martje en Frans hebben de eerste drie uur wacht en dat worden weer ouderwets zoute uurtjes.

Op deze langere tocht lopen we wachten van drie uur op en drie uur af, prima te doen en ook lekker tijd voor een tukkie als je geen wacht hebt. De eerste uren moeten we tussen de eilanden Ile de Ré en Ile d’Olonne over de ondieptes tegen de wind in, zout water stuift over de boot met 18-20 knopen wind op de kop. Niet erg comfortabel, maar om over de ondieptes tussen de eilanden uit te komen eigenlijk onvermijdelijk. Na Ile d’Olonne kunnen we afvallen (van de wind weg draaien) maar op het moment dat dat mogelijk is draait de wind met de boot keurig mee. Hoog aan de wind met alleen de High Aspect (kleiner voorzeil) op kunnen we wat voortgang maken, de motor draait rustig wat toeren bij zodat de snelheid aan de wind toch acceptabel blijft (ongeveer gemiddeld 6 knopen). Af en toe komen we wat dolfijnen tegen die nieuwsgierig die Hollanders komen besnuffelen, maar verder is het eentonig aan boord.

We blijven water over nemen en de wind wil maar niet volgens verwachting naar noord draaien. De houle mag er ook zijn; die zorgt ervoor dat zowel Frans als Marleen niet helemaal “kip” zijn. Als Frans na zijn eerste wacht een paar uurtjes gaat slapen benedendeks en vervolgens weer aan dek komt moet het ontbijt alsnog even over de muur. Daarna heeft Frans geen enkele last meer gehad, we wijten het aan het tegen beter weten in toch drinken van een paar koppen koffie die ochtend in combinatie met de wel heel vervelende houle (deining) van enkele meters hoog maar met slechts korte “tussenafstanden”, niet echt comfortabel. Continue jezelf vasthouden, schrap zetten, en binnen eigenlijk niet fatsoenlijk kunnen verplaatsen, daar word je dood- en doodmoe van (en ook nog eens kotsmisselijk voor sommige bemanningsleden). Uur na uur en mijl na mijl strepen we af van de in totaal 199 mijl die we varen. Martje maakt tegen de avond een lekker bordje nasi klaar en na de blauwe hap maken we ons op voor de nacht. Om ’s-avonds ongeveer 23.00 uur wordt het echt donker. Het is bewolkt dus van de volle maan zien we helemaal niets. Saai uitzicht zo, alles donkergrijs. Ook is een trui en lange broek die nacht zeker geen luxe. Binnen hebben we de zeekooien in de hoofdkajuit gereed gemaakt en daar is het –dicht bij het kantelpunt van de boot- eigenlijk nog prima te hebben. Je wordt er het minst door elkaar geschud zodat je ook nog wat kan slapen. We hobbelen zo keurig de nacht door tot het zo na zessen weer wat licht wordt. Om 06.00 uur die ochtend klokken we ons eerste etmaal-totaal: 161 zeemijl in 24 uur.

Filmpje Dwergvinvis:

Donderdagochtend zitten we in de kuip en wordt er ineens bedenkelijk naar Wiedse gekeken: heeft die opstapper nu echt onder de buiskap een scheetje gelaten? Zich van geen kwaad bewust kijkt hij om zich heen en dan is de sensatie van deze tocht daar: een heuse walvis blijkt zo’n twee meter naast de boot te zwemmen en blies juist na een diepe duik zijn verschrikkelijk rotte adem uit, in onze kuip dus. Geweldig, sensatie, een heuse walvis. Achteraf opgezocht welke soort het is: het blijkt een Mink-whale (dwergvinvis) te zijn, een soort die een meter of 8-9 wordt en die hier in de Golf van Biskaje ook vaker gesignaleerd wordt. Martje vindt het maar eng zo’n paar ton levertraan juist naast de boot. Wel hebben we tijd om het dier op een filmpje vast te leggen, voor het nageslacht natuurlijk en ter onderstreping van de sterke verhalen. Tegen 10 uur donderdagochtend zien we de Spaanse kust in beeld komen: fikse bergen, groen begroeid, wel alles in een nevelige sfeer. Bij de haveningang van Bilbao moeten we nog even wachten voor een grote olietanker die naar buiten komt met sleepboothulp, maar dan zijn we toch ook echt in Spanje! De Franse gastenvlag is inmiddels verwisseld voor de Spaanse, dus we kunnen naar binnen.

Afgemeerd om 12.20 uur, 30 uur en 20 minuten en 199 zeemijlen na vertrek uit La Rochelle, bij de Marina van Getxo, juist bij de monding van de rivier Nervión en net voor de beroemde zweefbrug van Albert Pallacio, een van Gustav Eiffels leerlingen, de Vizcayabrug, ’s-werelds oudste zweefbrug, gebouwd in 1893 (en nog steeds in gebruik).

Die middag na een lekkere douche en een hapje eten eerst naar de dentista (tandarts) want Frans heeft op een kauwgum die nacht een kroon uitgebeten (keurige piraten-look) en is via de havenmeester bij de lokale dentista beland. Zeer welwillig wordt Frans in ongeveer 10 minuten weer van zijn kroon voorzien (beetje Sika waarschijnlijk) alsook van het luttele bedrag van € 210,00 afgeholpen. Maar ja, het ziet er weer netjes uit. Vrijdag zijn we met de metro naar Bilbao gegaan. Uitgestapt bij het Guggenheim museum en compleet overdonderd geraakt door deze prachtige hoek van Bilbao. Je weet eigenlijk niet wat het mooiste is: het museumgebouw zelf of de tentoonstelling van Andy Warhol (we houden het voorlopig maar op het gebouw).

Ook in de oude binnenstad van Bilbao kijken we onze ogen uit, het ene na het andere monument doemt voor ons op, we kunnen het nauwelijks bevatten.

Zaterdag hebben we voor drie dagen een auto gehuurd. Marleen en Wiedse hebben hun auto in La Rochelle laten staan en met de huurauto zullen we ze weer keurig netjes terug brengen naar Frankrijk. Zaterdag hebben we nog de tijd om met ons viertjes en de huurauto naar Gaztelugatxe te rijden, een plaats aan de kust ongeveer 35 km van Bilbao. Daar staat het beroemde voormalige klooster van San Juan op een rotsig schiereiland gebouwd, 50 meter boven zeeniveau, alleen bereikbaar langs een voetpad met een trapopgang van 241 treden. Was ook weer leuk met een graadje of 28 en een zonnetje erbij. Drijfnat van het zweet komen we boven.

Bij het kerkje van het klooster natuurlijk wel driemaal de klok geluid (blijf je gevrijwaard van de boze geesten). Het uitzicht is fenomenaal: ongelooflijk ook hoe in het jaar 1053 (oorspronkelijk) monniken dit klooster daar op die plek voor elkaar hebben gekregen. Nu is het een ware toeristische attractie met heel veel bezoekers per jaar die de “bedevaart” omhoog maken en daar de klok gaan luiden.

Dood- en doodmoe van deze klimtocht rijden we weer over de prachtige groene kustweg naar Getxo. Daar weer lekker aan de vis (volgens deze lokalen ook weer het beste visrestaurant van het westelijk halfrond) en een vino blanco. Zondag op tijd overeind, de hotelkamer (voorpunt) van Wiedse en Marleen ontruimd en met de auto 534 km richting La Rochelle. Het is druk op de (tol-)weg en we zijn pas om 15.30 uur in La Rochelle. We pikken de auto van Wiedse en Marleen op bij de haven en gaan naar het hotelletje dat we gereserveerd hebben. Eerst nog even lekker eten in La Rochelle natuurlijk (oestertjes, vis en mosselen). Morgen, maandag rijden Frans en Martje weer terug naar Bilbao en gaan Marleen en Wiedse nog met het tentje vakantie vieren in de bergen. Weer afscheid nemen, verdikke!

 

Zaterdag 9 juli 2016. Na een heerlijk dagje extra op Ile d’Yeu maken we vanochtend even na HW los. Het is grijs weer, maar wel droog. Het waait helemaal niet en we nemen niet de moeite om de zeilen te hijsen. Ook de navigatie is erg simpel. We willen naar Les Sables d’Olonne en dat is vanuit de haven van Ile d’Yeu eigenlijk een lange rechte lijn van 32 mijl naar het vasteland. Leuk onderweg: we ontvangen ineens op de marifoon een bericht (glashelder) van Dover Coastguard, nb hemelsbreed een dikke 700 mijl van ons vandaan! Meestal heeft de marifoon slechts horizonbereik, maar bij extreem goede ether-omstandigheden – en natuurlijk een goede ontvangstinstallatie- zie je dat zelfs 700 mijl haalbaar is. Met dank aan het marifoon-kabel-pluggen-advies van de Spirit of Ahra. Over een spiegelgladde zee komen we voor de haveningang van Les Sables, daar waar de rivier Le Vertonne in zee mondt. De toegang tot de jachthaven is erg ondiep; we komen bij laagwater aan en er zou nog voldoende water moeten staan, daar aangekomen vinden we 20 cm onder de kiel toch niet echt veel. Rustig dus de rivier opgevaren en afgemeerd in de Marina Port Olona waar het inmiddels prachtig zonnig en warm geworden is (28 graden). Koud biertje dus in de schaduw van de buiskap.

Les Sables is het vertrekpunt van de Vendée Globe, een solowedstrijd om de wereld met 60 voeters. Heel de stad is al opgemaakt voor de start van deze wedstrijd in november. De gekte is hier al overal voelbaar (bij de vorige editie waren nb zo’n 300.000 enthousiastelingen bij de start!). Zondag zijn we vroeg op; voor we weg gaan moeten we nog even brood en een stukje vlees kopen. We wijzen een mooi bruinbrood (pain-gris) aan in de boulangerie waar een prijsje bij staat van € 0,60. Koopje dus. We laten het brood snijden en daarna legt de mademoiselle het brood op de weegschaal en moeten we op basis van het gewicht toch nog € 6,40 afrekenen! Blijkt het brood per ons € 0,60 te kosten en niet € 0,60 voor het hele brood. Dergelijk duur brood gaan we dus tot de laatste kruimel verwerken! Dan door naar de slager, een paar deuren verder. Daar staan de klanten tot op de stoep in de rij, dus “zal wel een goede slager zijn” redeneren wij dan. Hij is inderdaad goed, maar extreem goed is ook zijn prijs: Martje vraagt of we van een stuk mooi rood rundsvlees twee tranches mogen, en dat mag natuurlijk. Afrekenen: € 22,40 voor twee lapjes bief, kon er ook nog wel bij. Dan voor de afvaart nog even naar de dieselpomp, denkt Frans bij de eerste klik van het tankpistool: die tank kan nog niet vol zijn, dus nog maar eens ferm het tankpistool ingeknepen en meteen een grote golf diesel door de vulopening en de ontluchtingsslang over het dek. Buiten dat we liters weg moeten laten stromen is het ook een grote bende aan dek en zitten we de komende twee dagen in de diesellucht. Uiteindelijk zijn we om 13.30 uur toch weg uit Les Sables; buiten staat een windje 3-4 dus de hele weg blijft de diesel onaangeroerd. We genieten van de zeiltocht die bijna helemaal (28 mijl) op de stuurautomaat richting Ile de Ré gaat. Wel varieert de wind nogal, van wk 3-4 naar wk 1-2 en vervolgens weer naar wk 5, hebben we lekker wat aan de zeilen te rommelen onderweg.

De haven van St.Martin op Ile de Ré ligt achter een lock. De aanloop van de haven valt helemaal droog bij LW, een vreemd gezicht. We komen juist aan voor het openen van het lock om naar binnen te gaan, goed uitgerekend deze keer. Er liggen al verschillende jachten voor anker buiten te wachten totdat de diepte voldoende is om naar binnen te gaan. Met 40 cm onder de kiel meren we af in het kleine haventje van St.Martin. Boten onder de ca. 8 meter liggen in een box, met de grotere wordt de kleine haven geheel dicht gestapeld. We liggen uiteindelijk dan ook vijf dik, waarbij de havenmeester met zijn vlet in het nauwe haventje alles precies op zijn plek duwt. Je hoeft niets te doen je komt vanzelf op je plek. Afgemeerd zien we pas in wat voor een prachtige haven we beland zijn: prachtige oude huizen langs de haven, alles mooi onderhouden en gerestaureerd, het zou zo maar een tafereel uit de verhalen van Charles Dickens kunnen zijn. Je waant je werkelijk eeuwen terug hier. Maandag en dinsdag toeren we op het eiland. Ook hier gaat zowat alles op de fiets, wij dus ook. Omdat we wat onhandig afgemeerd liggen (om met onze vouwfietsen over al die boten te sjouwen) nemen we dit keer een huurfiets en maken een lange rondtoer over het eiland. Prachtig hier, alles is groen, bloemen, alleen maar witte huizen in eeuwenoude sfeer en plaatsjes met een paar huizen en kleine gemeenschappen.

Vooral het plaatsje Loix is schitterend, super kleine gemeenschap, maar wel een eigen gemeentehuis(je)! Men leeft er veelal van de zoutwinning en de oesterteelt. Als je fietst over de mooie vlakke fietspaden zie je kilometers lang zoutpannen afgewisseld door de oesterputten. Dan nog even wat lekkere verse visjes en een quiche halen in de grote overdekte markthal en de dag is weer compleet.

Woensdag konden we pas rond 10.00 uur los; er lag een Engels jacht tegen ons aan met een diepgang van 2,30 m en deze lag nog in de modder vast, wachten maar tot het water hoog genoeg is. Buiten staat er nauwelijks wind en met de fok erbij brengt de diesel ons over de ondieptes voor het eiland naar dieper water. We varen onder de gigantisch hoge tolbrug (meer dan 30 meter) die Ile de Ré met het vaste land verbindt.

Na de brug bakboord uit naar de ondiepe aanloop van La Rochelle. De zeeschepen kunnen niet in La Rochelle komen. Men heeft een kunstmatig eiland in de monding van de aanloop aangelegd waar de grote schepen kunnen laden en lossen. Het is maar een lelijk geheel daar. Naar La Rochelle staat bij LW ook maar goed 1,5 meter water in de aanloop, maar we zitten juist na HW, dus water genoeg om de jachthaven van Les Minimes te bereiken. Binnen weten we niet wat we zien; het is er enorm groot met plm. 5000 (!!!!!) ligplaatsen en zo’n 63 grote lange steigers. Wel alle faciliteiten (’s-middags maar meteen de was gedaan) maar verschrikkelijk onpersoonlijk groot. De haven bij de stad (La Vieux Port) is ook geen aanrader want daar vindt ivm “le quatorze juillet” het muziekfestival Francofiel plaats en lig je dus elke avond (drie avonden lang) pal in de herrie tot drie uur ’s-nachts. Wij liggen er hemelsbreed 2 km vandaan en “ genieten”  volop mee, laat staan dat we inderdaad in de oude haven waren beland!

Met het pontje kunnen we van “onze” haven naar de oude haven in de stad zelf. La Rochelle is prachtig, we kijken onze ogen uit bij deze veelheid aan eeuwenoude gebouwen, alles in mergel/zandsteen gebouwd en voor Franse begrippen nog redelijk onderhouden ook.

Vrijdagmiddag arriveren Marleen en Wiedse per auto, helemaal geweldig: we hebben ze vanaf begin mei niet meer gezien dus heel wat bij te kletsen en te knuffen. Ze blijven een paar dagen bij ons aan boord tijdens hun vakantie. Ze zijn het koude Nederland ontvlucht en stappen hier na een lange rit uit de auto in 28 graden met een dikke zon en brengen de groeten mee van een heleboel vrienden, familie en bekenden. Heerlijk dat ze er zijn!

Met Marleen en Wiedse ook nog naar La Rochelle geweest en daags daarna met de auto naar Rochefort, ook al weer zo’n schitterende oude stad.

Wel erg heet hier in La Rochelle, 38 graden en geen zuchtje wind, dus de “steigerdouche”  (de vulslang) komt prima van pas. We hebben het plan om woensdag 20 juli de oversteek te maken van zo’n 200 zeemijlen naar Spanje. Heerlijk dat Wiedse en Marleen mee zullen varen!

 

Dinsdag 28 juni 2016. In La Trinité sur Mer inderdaad de eerste dagen harde wind en ook regelmatig een bui. We pakken de fietsen uit en gaan met de route beschrijving van de plaatselijke VVV onderweg richting Carnac.  We willen heel graag de velden met menhirs (Alignements) zien, er zouden er duizenden moeten staan juist ten noorden van Carnac. We nemen de aanbevolen fietsroute van het VVV. Die route lijkt meer op een mountainbike-track dan op een fietsroute. We butsen over kleine paden, stenen, stukken gras, langs brandnetels en bramenstruiken. Kilometertje of 10 verder nemen we toch maar weer de harde weg,  dat gedijt beter voor ons edele zitvlak! Bij Kermario komen we bij de menhir-vindplaatsen. Nou ja, vinden…niet echt moeilijk; ze staan inderdaad kilometerslang in lange rijen.

Hoe indrukwekkend is het alleen al dat mensen zo’n 5000 jaar geleden die grote stenen allemaal versjouwd hebben en daar geplaatst! De rijen menhirs (werelderfgoed Unesco) worden vervolgens weer afgewisseld met nu en dan een “dolmen” (hunebed) anders wordt het ook zo saai. We zijn niet de enigen die deze menhirs bezoeken: rijen auto’s, bussen en sight-seeing-treintjes vol met toeristen sluiten in de rij aan. Wij fietsen er lekker tussen door en hebben ook alle tijd om te kijken en een foto te maken. Van de menhirvelden  fietsen we naar Carnac en vervolgens naar Carnac-Plage. Het is mooi weer: de zon schijnt en het is droog!

Woensdag hebben we gewandeld door Trinité en langs het strand. Erg onbestendig weer maar wel weer heel erg mooi om de grote golven op de rotsen te zien breken; een nooit vervelend uitzicht. De komende dagen wandelen we erg veel in de mooie natuurgebieden langs de kust, de zoutpannen bij Anse de Kardual, maar ook wordt er geborreld met de NL-bemanning van de Dawn Raid, de Avanti en de Heron (allen uit Zeeland).

We horen dat Auray (op 15 km afstand) een mooie plaats is met een historisch centrum en haventje. Het is niet zo’n mooi weer, dus nemen we de bus, tenminste dat denken we. Het is zondag en de dienstregeling loopt elke drie uur een keertje richting Auray. Het wordt dan ook al 14.30 uur eer we in de bus zitten, voor twee euro de man, dat dan weer wel! Iets na 15.00 uur stappen we uit bij Auray-Gare (station dus). We hebben helemaal niet vooraf gekeken waar we uit moeten stappen in Auray en nemen aan dat het station ook in het centrum van de stad zal zijn. Niet dus, het station waar we door de chauffeur op de stoep gezet worden ligt nog zo’n 2,5 km van het centrum af, flinke tippel dus! Voor we op pad gaan vragen we nog even bij de chauffeur wanneer de laatste bus die zondag naar Trinité terug gaat. Zonder blikken of blozen geeft hij aan dat op zondag de laatste bus om 15.50 uur vertrekt! Hebben wij weer!

Toch maar een foto van het station gemaakt (bewijs dat we in Auray waren), korte wandeling rond het station gemaakt en een broodje gegeten. Om 15.50 uur staan we weer netjes bij de bus voor ons retour Trinité. De buschauffeur moet lachen als hij ons weer ziet en ter compensatie hoeven we geen kaartje te kopen voor de terugweg. Even voor 16.30 uur staan we weer bij de haven op de stoep, maar we zijn in Auray geweest!

Het weer wordt beter en maandag 4 juli om 08.00 uur gooien we los. Het is grijs, bewolkt, maar wel droog. Op naar het zonnige zuiden.

IMG_0423

We zwaaien de Avanti en de Dawn Raid in de Golf van Quiberon nog na; zij koersen weer richting Zeeland.

Het zeil blijft ingepakt, we hebben de 37 mijl naar Pornichet gemotord want de wind laat het volledig afweten. Pornichet is bij elk tij bereikbaar volgens de almanak, maar je moet wel de juiste koers over de anderhalve mijl ondiepten van de Baie du Pouliguen aanhouden. Frans is druk doende vanaf de aanloopton de haveningang te ontwaren, vergeet daarbij de koers en dieptemeter in de gaten te houden en ziet op het laatste moment dat de diepte binnen een afstand van enkele tientallen meters terugloopt van 4,5 meter naar zo’n 60 centimeter onder de kiel. Paniek dus, ruk aan het stuur en nog net op tijd de rotsige bodem ontweken, pffffff, komen we goed langs!

De haven van Pornichet is voorzien van alle faciliteiten en ligt tegen het mondaine La Baule, een badplaats die qua bouwstijl niet zou misstaan aan de betonnen Belgische boulevards, niet echt geweldig dus. In Pornichet blijven we twee nachten extra.

IMG_0434

 

Martje wil een nieuwe zonnehoed, en tja, dat kost tijd!!!! La Baule geeft met mooi weer wel een mediterraan gevoel: een wijntje, terrasje, mosseltjes (met frietjes) en zon!

 

 

Donderdag 7 juli vetrekken we richting Loire-monding. Het is heel mooi weer, lekker windje, dus de boot vol getuigd en een paar uurtjes lekker gezeild. Dan kakt de wind in en de rest van de totaal 40 mijl doet de diesel het werk. We hebben de stuurautomaat aan en zigzaggen tussen de voor anker liggende schepen op de rede van de Loire.

We lezen wat, we zonnen wat, we eten wat, kortom het leven is ook op de motor bij een super gladde Golf van Biskaye (zelfs de houle is in geen velden of wegen te bekennen) prima te hebben. Niet te lang blijven dobberen, want anders halen we hoogwater bij Ile d’Yeu niet en kunnen we niet meer naar binnen daar (ongeveer uurtje voor en twee uur na hoogwater). Vanaf zee is de haveningang niet heel erg goed te vinden. Hebben we de ingang eenmaal gevonden dan komen er ineens twee snelle ferry’s naar buiten gevlogen met een enorme golf. Martje is al met de stootwellen en de landvasten bezig en kan zich nog maar net vasthouden: de Aveline steigert fors in de nauwe doorvaart met die golven! Binnen krijgen we een keurig plaatsje (met voldoende diepgang) met Engels sprekende Fransen naast ons (oui, oui, ze bestaan echt hoor!).

Vroeg in de avond lopen we nog even aan wal: geweldig mooi hier, alleen maar witte huizen, weinig verkeer, een heus mediterrane sfeer. De rust van het eiland wordt overigens wel riant onderbroken: Frankrijk speelt de halve finale van het EK tegen Duitsland en voor de enorme TV-schermen op de terrassen zit het bom- en bomvol, alles gehuld in rood-wit-blauw. Als Frankrijk ook nog de leiding neemt en uiteindelijk wint is het geluid overweldigend: tot diep in de nacht feestende mensen en toeterende auto’s, ach.. we begrijpen het helemaal.  Vrijdag is de rust weer teruggekeerd rond de haven en op het eiland. We gaan het eiland op de fiets ontdekken.

Het is een echt fietseiland met minder auto’s. De auto’s die er rijden zijn vaak ook bijzonder: het is hier vergeven van de Citroën Mehari’s (een Eend-onderstel met een plastic Jeep-carrosserie), ze zijn werkelijk niet te tellen, zoveel zagen we er nog nooit eerder. Verder oude 2-CV’s, oude Peugeots, Renaults 4, alles in geweldige staat!

Verder neemt men hier de fiets; de fietsverhuurders doen goede zaken. Het eiland is slechts 23 km2 groot, grofweg 7 bij 3 km, dat is met de fiets ook allemaal goed te doen. Zo ook wij dus: we maken een tour vanaf Port Joinville via St. Sauveur naar Port de La Meule, een droogvallend haventje aan de andere kant van het eiland. Nu moet je dat niet gering inschatten: we hebben 10 minuten nodig om St.Sauveur te bereiken en vervolgens weer 10 minuten naar Port de La Meule.

Via de kustweg vervolgen we naar het oude verdedigingswerk uit de 14e eeuw, Le Vieux Chateau bij Sabias. Het eiland biedt een werkelijk schitterende natuur, prachtige kusten, veel vogels, mooie bloemen, rotspartijen, inhammen en overal prachtige witte huizen met rode pannendaken.

We kijken onze ogen uit hier langs deze kustweg. Langs de noordkant van het eiland landen we weer in Port-Joinville. Bij de beste vishandel van heel Frankrijk (volgens de lokalen) visjes en gamba’s gescoord, wijntje erbij en in een zonovergoten kuip voelen we ons echt “god op Ile d’Yeu”.